woensdag 15 februari 2017

Wat endosymbiose mij leert over innovatie...

Stilaan zie je in artikels over Vlaamse start-ups ook het accent verschuiven naar de uitdaging om te groeien. Iets hipper klinkt dat als scale-up. De start-up wereld is niet vies van wat Angelsaksisch woordgebruik. Niet in het minst is die evolutie een gevolg van een aantal grotere kapitaalinjecties het afgelopen jaar in Vlaamse start-ups, bedragen waarvan ik 5 jaar terug nog moest zeggen dat ze hier redelijk ondenkbaar waren.  Dat wijst ook op een stijging in de maturiteit van het start-up landschap zelf, maar niet minder in de appetijt van het investeerderslandschap om risico te pakken in dat segment van de economie. Een trend die zich ook al langer voltrekt, is de groeiende interesse van grote bedrijven om samen te werken met kleine bedrijven. Af en toe passeert er wel eens een vraag op mijn radar naar mogelijke partners bij een innovatieproject. Recent stond er expliciet bij dat er enige voorkeur was voor een kmo of nog liever een start-up. Dat was een paar jaar geleden vrij ondenkbaar. Waar open innovatie 5  jaar terug een mooi theoretisch begrip was in Vlaanderen, begint dat heden een pijler te worden in menige bedrijfsstrategie. Waar 5 jaar terug open innovatie werd verengd tot 'we werken wel eens samen met', beginnen bedrijven stilaan te beseffen welke impact het kan hebben op hun ganse innovatiestrategie.

Het mag niet verwonderen dat deze ontwikkelingen evolutionair niet verrassend zijn. Uiteindelijk moet we voor echte duurzame samenwerkingsmodellen, even de blik vernauwen naar de evolutie van veel van het celmateriaal dat ons omringt. Een paar weken terug verwees deze blog al naar de genialiteit van het fotosyntheseproces binnen planten. Vraag is hoe plantencellen erin geslaagd zijn om dat proces als een bakermat voor de energiehuishouding op punt te stellen. Endosymbiose lijkt daarbij de gamechanger geweest te zijn.

Meer dan 3 miljard jaar geleden waren er op deze aardkloot enkel eencellige organismen. Sommigen daarvan konden al door fotosynthese organische stoffen aanmaken. Zo'n prokaryoot heeft geen celkern. Vraag is dan: hoe zijn er uiteindelijk cellen met een celkern gekomen die ook het vermogen tot fotosynthese hadden. 50 jaar terug publiceerde de Amerikaanse biologe Lynn Margulis in een artikel een verklaring die nu alom (uitgezonderd door enkele wereldvreemde creationisten) aanvaard wordt als de endosymbiontentheorie. Eukaryotische cellen, die nu bepalend zijn voor mens en dier, zijn een gevolg van geleidelijke samenwerking tussen verschillende soorten bacteriën. Eerst werden bacteriën door andere bacteriën geconsumeerd, vergelijk het met overnames in de bedrijfswereld, waarbij de beste componenten van het kleine bedrijf worden gestript waarna dat laatste ophoudt te bestaan.  De overnemer werd echter slimmer en zag dat hij zijn voordeel kon doen door de andere bacterie haar werk te laten doen. Ze deed dat veel efficiënter dan de gastheer zelf. Opnemen van een blauwwier bacterie bijvoorbeeld leverde door de fotosynthese die ze realiseert, veel meer voordeel dan de bacterie louter te 'consumeren'. Het is een evolutie die je nu ook ziet bij bedrijven die incubatoren of acceleratoren uitbouwen om start-ups aan te trekken

De evolutie in het plantenrijk maakt duidelijk wat de volgende stap zal zijn. In sommige gevallen ontstaat er door endosymbiose een zo nauwe band tussen de gastcel en de gast dat er een nieuw organisme wordt gevormd. Er treedt daarbij endosymbiotische gen-overdracht plaats, waarbij erfelijk materiaal van de gast wordt overgedragen naar de celkern van de gastheer. Dat kan een win-win zijn, bijvoorbeeld omdat de gastheer veel sterkere troeven heeft om bepaalde processen te organiseren. Bij planten is dat een proces zoals bv. DNA reproductie, bij bedrijven kan de gastheer soms efficiënter instaan voor marktschaling. 

Vraag is natuurlijk hoe je een evolutie die in de natuur een miljard jaar gevraagd heeft als bedrijf kan versnellen. De kern is nabijheid en zoals wel meer het geval is bij innovatie, experimenteergedrag. Het voorbeeld is allicht de Paremecium bursaria, een vertegenwoordiger in de soort van de Pantoffeldiertjes. Elke gastheer pakt daar met gemak honderden endosymbionten binnen. De samenwerking is echter facultatief: beiden kunnen onafhankelijk van mekaar groeien. Als er uiteindelijk voldoende vertrouwen is, kan dit op termijn wel leiden tot een meer afhankelijke relatie...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten