donderdag 17 december 2020

Wat pluralistische onwetendheid me leert over een bedrijfscultuur...


Herken je de volgende situatie ook? Je woont een interessant webinar bij dat uiteraard afgesloten wordt door ruimte voor vragen. En dan wordt het plots stil. "Alles zal duidelijk zijn "zegt de moderator om de ongemakkelijke stilte op te vullen. We kunnen niet allemaal goed om met stiltes. Nochtans is de stilte niet meteen een betrouwbare indicator van duidelijkheid en al evenmin van het omgekeerde trouwens. Veel meer kans dat ze een gevolg is van pluralistische onwetendheid. De schrik om een vraag te stellen waarmee jij alleen zit is de onderliggende drijver daartoe. Hoe langer de stilte, hoe sterker het vermoeden groeit dat effectief alles duidelijk is voor iedereen en dat jij de enige domoor bent die iets niet begrepen heeft. Het gaat zover dat je jezelf wijsmaakt dat het al bij al toch wel duidelijk is. Waarna je de vraag die op het puntje van je tong ligt, weer onopvallend inslikt. Op zo'n moment schiet de metafoor van 'de nieuwe kleren van de keizer' al eens mijn virtueel blikveld binnen. Voor wie het niet kent. Een keizer laat verschillende kleermakers komen en stuurt die allemaal terug de laan uit. Hij wil een kleed van een stof die niemand heeft. Tot een kleermaker hem een uniek stuk aanmeet. Een stof die alleen mensen zien die slim zijn. De keizer ziet het zelf niet, maar wil zich niet als een domoor uiten en is dus verrukt. De rest van zijn gevolg dus ook. Wanneer hij door de straten loopt, is het uiteraard een kind dat de mythe doorprikt. De waarheid komt uit de kindermond, niet in het minst omdat reputatie onder een bepaalde leeftijd geen deel uitmaakt van de courante woordenschat. Yeet!

Pluralistische onwetendheid is gefundeness fressen voor autoritaire regimes. Als iedereen denkt dat de anderen zich kunnen terugvinden in het regime, ontstaat een vorm van collectieve tolerantie terwijl iedereen er eigenlijk anders over denkt.  Hetzelfde risico geldt trouwens ook in organisaties. Als medewerkers hun echte mening niet geven omdat ze denken dat die afwijkt van de rest van het team, ontstaat een organisatiecultuur die niet gericht is op verandering en vooruitgang. Geen goede voedingsbodem voor innovatie dus. Afwijkende opinies en dialoog daarom zijn een zegen voor een sterke organisatiecultuur, tenminste als die zich constructief vertalen in synthese en concrete vervolgstappen. En het geldt ook bij het valideren van nieuwe (business) concepten. Als iedereen enthousiast is, zou het enthousiasme van de aanbrenger zelf de alarmbel moeten activeren en is een kritischer publiek nodig. 

Cruciaal om pluralistische onwetendheid tegen te gaan is een zeer transparante en vlotte manier van informatiedoorstroming. Als persoonlijke meningen snel een weg vinden naar anderen, zal iedereen merken dat er gedeelde standpunten zijn, maar bijvoorbeeld ook gedeelde bezorgdheden. Dat laatste is nodig om ruimte te geven voor kwetsbaarheid. Ik breng mijn standpunt of bezorgdheid aan, zonder het risico uitgelachen of compleet genegeerd te worden. Daarbij speelt dan het goede voorbeeld een belangrijke rol. Mensen die zelf het goede voorbeeld geven doorbreken de zwijgzaamheid en verleggen zo de norm. Geen goed spoor zonder dwarsliggers

Is zo'n pluralistische onwetendheid dan typisch een menselijk gegeven vroeg ik me af? Wat de natuur denkt is moeilijk te achterhalen. Op dat niveau kan je er allicht geen zinnige uitspraak over doen. Je kan alleen kijken naar gedrag. Dat deed de Amerikaanse psycholoog Schneirla in de jaren '40 met legermieren.  Zo'n mier heeft een ingebouwde neiging om een voorganger te volgen als die kort voor hem loopt. Dat resulteert soms in grote cirkels tot 100 meter en meer van mieren die mekaar eindeloos lijken te volgen. Eindeloos tot een deel van de mieren het loodje legt, de afstand daardoor tussen de mieren vergroot en de cirkel zich opbreekt. Dat kopiëren van gedrag zonder nog zicht te hebben op de reden zou je kunnen benoemen als een vorm van pluralistische onwetendheid. 

Ik lees momenteel het boek China's New Normal van Pascal Coppens. Nog niet halverwege en al onder de indruk van de manier waarop China de toekomst aanpakt. Positieve en negatieve gevoelens roept het op. Ik hoopte tegen het einde van het boek zicht te hebben of dit een vorm van pluralistische onwetendheid is. Maar eigenlijk heb ik het antwoord al. De pluralistische onwetendheid zit eerder in de ogen waarmee we vanuit de Westerse maatschappij kijken naar China. We missen informatie om er ons een volledig beeld over te vormen en daarover met mekaar te discuteren. Weg van simplismen die China neerzetten als een land dat vooral lessen van ons te trekken heeft. Een valkuil waarin we niet mogen trappen. We riskeren immers onze ogen principieel te sluiten waar we juist kunnen leren om het beste van beide werelden te combineren...

woensdag 18 november 2020

Wat het boek De Voetprintariër van Kees Aarts me leert over duurzame innovatie...


We leven hoe dan ook in tijdens waarin polarisatie hoogtij viert. Veel maatschappelijke thema’s verzanden al snel in een voor-tegen discussie. Visies over waar we als maatschappij naar toe moeten, nodigen normaal uit tot dialoog. Het uitwisselen van argumenten biedt ruimte om iedereen in zijn of haar standpunt te laten evalueren. In de plaats daarvan komt meer en meer het vermoede groot gelijk, waardoor discussies resulteren in het kost wat kost overtuigen van de andere over dat groot gelijk. Soms lijkt zelfs dat overtuigen geen doel an sich meer en glijdt het af naar het zichzelf  overtuigen van het vertegenwoordigen van het grote gelijk. Allicht is er weinig dat zo polariseert in de maatschappij dan klimaatverandering. Het is een thema van zwart (een verzinsel) – wit (het is te laat, de wereld gaat naar de verdoemenis) en veel tinten grijs daartussen. Het is ook een thema waarin mensen die voor zichzelf stappen willen zetten en dat ook expliciteren, niet zelden vijandig worden bejegend door ze even te wijzen op wat ze allemaal nog wel qua impact veroorzaken. Spiegels lokken niet altijd gejuich uit van wie er in kijkt.

Kees Aarts is oprichter en CEO van Protix, een internationaal opererend insectenbedrijf dat sterk inzet op het aanwenden van insecteneiwitten, o.a. als alternatief voor vismeel. De Nederlandse tegenhanger van Millibeter, een Vlaams bedrijf dat ondertussen onderdeel is geworden van Circular Organics. Met een opleiding als ingenieur in Lucht en Ruimtevaarttechniek heeft Kees Aarts voor een andere richting gekozen toen hij op een duikvakantie in Afrika tot het besef kwam dat veel vis wordt gevangen om vismeel van te maken om kweekvis te voeden. De kiem van Protix was gelegd.

De voetprintariër bedacht hij naar analogie van vegetariër, maar dan wel de letterlijke, positieve invulling. Een vegetariër eet planten. Maatschappelijk is dat geëvolueerd tot ‘eet geen vlees’. Dat is een negatieve invulling en negativiteit enthousiasmeert niet. Bij mij toch niet. Daarmee vat ik meteen de kern van het boek samen: mensen meekrijgen in gezamenlijke actie om onze impact op klimaatverandering te verhogen vraagt een positieve benadering vanuit mogelijkheden en vraagt vooral gedragsveranderingen. Ik moest dus even terugdenken aan De Ladder van Ben Tiggelaar (podcast) met een reeks tips over gedragsverandering.  De voetprintariër wil zijn voetafdruk verkleinen. Ze probeert alles te doen, maar met zo’n klein mogelijke voetafdruk. Zij verbiedt niemand iets. Het vertrekt vanuit geloof dat verandering nodig is, dan de intentie om er zelf iets aan te doen wat zich dan vertaalt in handeling. Perfectionisme is daarbij niet nodig. Kees Aarts geeft toe dat hij wel eens een stuk vlees eet.

Een voetprintariër kan idealist zijn, pragmaticus of activist of van alle drie een beetje. Essentie is een geloof dat 1% verbetering tot een grote impact kan leiden als die sequentiële verbetering wordt volgehouden. Een marathon in plaats van een eenmalige spurt dus. De Covid19 pandemie toont aan hoe moeilijk het is. ‘Voordeel’ bij deze pandemie is dan nog dat de doelstelling duidelijk communiceerbaar is: vermijden dat de ziekenhuizen mensen niet meer zouden kunnen behandelen wegens een overbelasting van de Intensive Care. Als het al niet duidelijk is, tonen beelden uit andere regio's waar dat concreet op neerkomt. Uitgezonderd een kleine fractie rabiate ontkenners van de pandemie, komt dat bij iedereen binnen. Flattening the curve van ziekenhuisopnames geeft een duidelijk doelstelling die we nu ook in de 2de golf aan het bereiken zijn. We doen dat omdat we daarmee een bepaalde subpopulatie willen beschermen: ouderen en mensen met onderliggende kwalen waarbij de mortaliteit met Covid19 hoger is. Met de klimaatverandering zal de impact ook niet gelijk verdeeld zijn. Oudere mensen zullen bv. sneller last krijgen van extremere hittegolven. Flattening the Curve zou ook voor het controleren van de CO2 concentratie een duidelijk doel kunnen stellen. Alleen merken we bij Covid19 al hoe moeilijk mensen het hebben met gedrag af te stemmen op resultaten die pas een paar weken later te zien zijn. Bij Covid19 gaat het over een paar weken vertraging. Bij klimaatverandering gaat het over decennia. Dat maakt kristalhelder dat klimaatverandering an sich geen gemakkelijk fenomeen is om gedragsverandering op te enten.

Waar Kees Aarts terecht aangeeft dat kleine stappen aanmoedigen de beste aanpak is om mensen te laten evolueren qua gedrag, gaat hij minder in op de manier waarop die aanmoedigingen moeten gegeven worden. Al geeft hij hier en daar wel duidelijk mee dat de overheid daarbij finaal toch de belangrijkste tools in handen heeft. Verschuiven van belastingen van arbeid naar het type van consumptie bijvoorbeeld. Niet consumptie an sich, maar de vorm waarin geconsumeerd wordt vraagt meer sturing vanuit de overheid. Dat laatste stelt voetprintariërs trouwens vaak voor dilemma’s: vaak ontbreken immers data om de voetafdruk van producten te bepalen. Heeft een papieren krant die gedeeld wordt met andere mensen een lagere of hogere voetafdruk dan een e-krant? Is een plantaardige burger effectief milieuvriendelijker dan een stuk vlees van geschoten wild? De vragen durven stellen illustreert dat je rationeel gefocust blijft op het doel: verlagen van je voetafdruk. Er zijn dus vooral ook data nodig om daarover uitspraken te doen.

De benadering in dit boek doet me wat denken aan de uitgangspunten van Cradle to Cradle, wat een visie zet binnen de bedrijfswereld. Vertrek niet van schaarste en het creëren van angstgevoelens over de toekomst. Ga vooral uit van mogelijkheden om onze levenskwaliteit op een weliswaar andere manier dan de afgelopen 100 jaar verder te verhogen. Iedereen kan daartoe stappen zetten. Een dergelijke benadering is een enorme voedingsbodem voor innovatie en ondernemerschap. Grote bedrijven hebben natuurlijk meer impact als ze hun ondernemingsvisie heroriënteren naar betekenis voor een duurzame toekomst.  Maar de starter die erg lokaal met een duurzaam aanbod komt, geeft mensen ruimte om zelf stappen te zetten naar een lagere voetafdruk. En elke stap telt...

Disclaimer: Boekbesprekingen in deze blog zijn steeds een mengeling van inzichten uit het boek en eigen inzichten...

donderdag 22 oktober 2020

Wat onderzoek naar wintervirussen bij bijen me leert over innovatie...


2 artikels trokken specifiek mijn aandacht de afgelopen maand. Onderzoekers van de UGent actief binnen Honneybee Valley ontdekten dat sommige bijen een natuurlijke weerstand hebben tegen wintervirussen. Die eigenschap is erfelijk en dus kunnen imkers er hun voordeel mee doen om er koninginnen op te selecteren. Haar nageslacht is dan meteen ook beschermd tegen virussen die zorgen voor grote bijensterfte wereldwijd. Honeybee Valley probeert multidisciplinair de sterke terugval van bijen te bestrijden. De toenemende bijensterfte is niet toe te wijzen aan één oorzaak en dus is er ook geen éénduidige oplossing. Wetenschappers hebben het eerder over een multifactoriële oplossing. Zo'n worden kenmerken zowat de uitdagende tijd waarin we leven.

Australische wetenschappers deden onderzoek naar de aanwezigheid van een middenslagader in de pols bij volwassenen. We ontwikkelen die allemaal als embryo, voor de groei van armen en handen. Gaandeweg verdwijnt die ader meestal omdat z'n functie wordt overgenomen door polsslagader en ellepijpslagader. In de 19de eeuw verloren 90% van de mensen die ader voor de geboorte, waar dat 100 jaar later nog slechts in 70% van de gevallen zo is. Kortom, de middenslagader wint evolutionair blijkbaar aan belang. Verder onderzoek is nodig om de reden van deze evolutionaire evolutie te begrijpen. Vermoedelijk is de extra bloedtoevoer naar handen en vingers op zich al een voordeel. Of dat iets te maken heeft met de moderne handenarbeid, i.e. het verwoed aanslaan van toetsenborden is maar een assumptie.

Beiden zijn voorbeelden van evolutionaire aanpassingen, maar de snelheid waarmee die transformatie gebeurt is van een andere grootteorde. Voortplanting is daartoe de katalysator bij uitstek. Geen enkel individu heeft immers het eeuwige leven. Groenlandse haaien blijken uit onderzoek de kaap van 300 jaar te nemen, maar niettemin zijn zij ook afhankelijk van hun voortplantingsstrategie om als soort een plaats op deze planeet te blijven opeisen. Ze kunnen daartoe wel hun tijd nemen: ze zijn immers pas geslachtsrijp na 150 jaar.  Een trage stofwisseling, veroorzaakt door de diepe, koude wateren waarin ze zwemmen, ligt aan de oorsprong van hun naar onze normen lang leven. In die omgeving wordt zo'n haai en ook haar jong niet bepaald bedreigd door andere soorten, dus ze kan haar tijd nemen. De Groenlandse haai overleeft dankzij een K-strategie: de nadruk ligt op kwaliteit en het investeren in condities die een hoge overlevingskans verzekeren, eerder dan in te zetten op kwantiteit. 

Een muis pakt het net als de honingbijen lichtjes anders aan. 4 à 6 weken na haar geboorte wordt een vrouwelijk exemplaar al vruchtbaar en veelal is ze elke week wel eens bronstig. Na een korte draagtijd van 3 weken komen vaak 8 à 12 jongen ter wereld die na 4 weken het nest al verlaten. 24 uur na de geboorte is moedermuis al terug klaar voor de voorbereiding van een volgend nageslacht. Hoewel een muis 'wel' 3 jaar kan worden, is de gemiddelde leeftijd in de natuur eerder rond de 6 maanden. Uilen, roofvogels, katten, wezels...menig dier lust wel eens een brokje muis. Gelukkig maar, of de muizen zouden overal letterlijk op tafels dansen.  Muizen overleven als soort dankzij een r-strategie: de nadruk ligt op kwantiteit of anders gezegd 'quantity breeds quality'.

Overleven in de natuur is altijd een trade-off tussen kwantiteit en kwaliteit van het nageslacht. Een K-strategie is zinvol voor soorten die leven in een stabiele omgeving, waarin ze door hun langere levensduur enkele nakomelingen kunnen voortbrengen waarbij die hun overlevingskans groot is. De mens volgt een K-strategie. Kinderen blijven erg lang onder de vleugels van hun ouders. 
r-strategen gaan voor kwantiteit: een grote hoeveel nakomelingen waarin ze een minimum aan energie steken om ze groot te brengen.  Dat maakt ze bij uitstek geschikt om te overleven in snel veranderende omgevingsvoorwaarden. De korte levensduur van generaties en de hoge reproductie, verhoogt de kans dat sommige nakomelingen overleven, ondanks wijzigende condities. Ze kunnen zich daarbij een hoge mortaliteit onder hun nageslacht permitteren. 

Innoveren kan je ook via een r- of K-strategie doen. Farmaceutische bedrijven waren van oudsher K-strategen. Ze konden hun tijd nemen om hun nieuwe producten te laten rijpen in een labo om ze dan na jarenlang investeren in de markt te zetten. Een succesvolle innovatie om de zoveel jaar was voldoende om de inkomsten voor de volgende 20 jaren weer te vrijwaren en daaruit middelen te putten om een nieuwe ontwikkeling te financieren. Dat er hier en daar productontwikkelingen gestopt moesten worden, was een tegenvaller maar geen drama. De gemiddelde product mortaliteit was bekend en men kon daar  in de overlevingsstrategie rekening mee houden. 

Vergelijk dat met een bedrijf in de IT sector, waar de vernieuwingen mekaar in een erg snel tempo opvolgen. Een nieuw product dat vandaag bij een klant wordt geïntroduceerd, riskeert morgen al bedreigd te worden door een betere aanpak van een concurrent. IT-bedrijven leven al langer in een wereld waarin een R-strategie een must is om te overleven. Voortdurend nieuwe oplossingen blijven voortbrengen en die voortdurend blijven aanpassen om competitief te blijven. De mogelijkheid om nieuwe ontwikkelingen eerst in afgeschermde omgeving jaren te zogen is er niet. Ze moeten snel de confrontatie met de buitenwereld zelf aangaan. 

Vraag is natuurlijk of traditionele productiebedrijven dan de dinosauriërs van hun tijd zijn. Dinosauriërs waren K-strategen en moesten door een meteorietinslag en de wijzigende omgevingsvoorwaarden die dat met zich meebracht het onderspit delven. De huidige digitale transformatie impacteert meer en meer ook markten waarin K-strategen actief zijn. Dat geldt niet alleen voor de farmaceutische nijverheid. Elke markt waarin het product waarde verliest tegenover gebruiksnut ervaart de intrede van r-strategen. Platformstrategieën zijn bij uitstek r-strategieën.   

Kan een bedrijf overgaan van een K-strategie op een r-strategie? Een volledige switch is op korte tijd niet evident, maar er zijn wel soorten in de natuur die elementen van een  r- en K-strategie succesvol combineren en inspiratie kunnen bieden voor deze transformatie. Veel bomen bv. worden gekenmerkt door een lange levensduur (element van K-strategie) zonder veel genetische evolutie en mogelijkheden om zich zelf aan te passen. Ze verspreiden jaarlijks 1000-den zaden om nageslacht te produceren.  Dat gebeurt met een erg lage slaagkans en dus veel mortaliteit (element van de r-strategie). Zaden die effectief uitgroeien tot een boom, zijn mogelijk al beter aangepast aan wijzigende omstandigheden zoals een veranderend klimaat. Bomen hanteren dus een hybride strategie.  Digitale modellen gebaseerd op big data geven bv. de farmaceutische ook slagkracht om veel sneller te schakelen. De realisatie van een Corona vaccin binnen 2 jaar in plaats van 10 jaar kan een concreet gevolg zijn. Diezelfde farmaceutische bedrijven, maar bv. ook banken stappen ook over naar een hybride  strategie door zich te omringen met start-ups die de r-strategie beheersen om de beperkingen van hun historische K-strategie in de huidige snel veranderende markten te counteren...

woensdag 2 september 2020

Wat Heraclitus mij leert over innovatie...

Je leest zelden nog een schrijfsel over digitale transformatie zonder aanwezigheid van het acroniem VUCA. De wereld is volatiel waarin veranderingen versnellen, gekenmerkt door een grote mate van onzekerheid, een toenemende complexiteit door onduidelijke oorzakelijke verbanden en ambigu. Ambiguïteit: zelden weerspiegelt de vormgeving van een woord beter waar het voor staat. Ambigu komt van het Latijnse ambiguus wat zoveel betekent als twijfelachtig.  Je zou voor minder gaan twijfelen.  Ambiguïteit is voor letterkundigen een dubbelzinnige taalconstructie. Dat kan zowel in grammaticale zin door een dubbelzinnige zinsconstructie of in de semantiek door een woord met verschillende betekenissen. Een klassieker van het tweede: Kaat ging met het vliegtuig naar Spanje en dat was de eerste keer dat ze van de grond kwam.  Een voorbeeld van het eerste: iemand die je leuk vindt. Het eerste geval spreekt voor zich. In het tweede is nog maar de vraag wie er wie leuk vindt. Taal brengt mensen samen, maar kan mensen ook scheiden door een verschillend perspectief op een zelfde woordenverzameling. Dit filmpje uit een erg oude doos maakt dat duidelijk. Een mens krijgt in Donald Trump tijden bijna heimwee naar de hoofdpersonages. 

Ambiguïteit is echter geen exclusief domein van de letterkundigen onder ons. De logica weet er ook wanten mee. Drogredenen zijn daarbij nooit veraf. Aan een of andere toog voor corona-tijden hoorde je allicht ook wel eens iemand staven dat hij in z'n jas past, z'n jas in z'n aktetas past en dus hijzelf ook in z'n aktetas moet passen. Wat heet passen natuurlijk. Ook de wiskunde zou gekenmerkt kunnen worden door ambiguïteit. Een berekening als 2+3 x 4 zou wat later aan dezelfde toog als hierboven tot diep in de nacht resulteren in discussies over het eindresultaat. Gelukkig hebben enkele wiskundigen in het begin van de 17de eeuw haakjes ingevoerd om de ambiguïteit te verminderen. Dat neemt niet weg dat  de volgorde der bewerkingen voor menige student nog een en al verwarring geeft. 

Ambiguïteit is niet bepaald iets nieuws. Pre-socratische filosofen vulden hun dagen met nadenken over dubbelzinnigheden. Heraclitus was in de periode rond 500 v.Chr. één van de boegbeelden of beter gezegd werd een boegbeeld voor veel moderne filosofen. Faam komt meestal te voet en in het geval van Heraclitus was het een lange tocht. Zijn denkbeelden samengevat: dubbelzinnigheid suggereert eenheid en paradoxen suggereren de eenheid der tegendelen. Alle tegendelen in de natuur zorgen voor een ordelijkheid door hun (twee)strijd. Waargenomen verschillen zijn eerder relatief en dynamisch dan absoluut en statisch. De eenheid is universeel, maar helaas verborgen voor de leek. De cirkel is een typische metafoor: wie een cirkel volledig afloopt kan zich afvragen wat begin - en eindpunt is. Of anders gezegd: het begin (leven) kan omslaan in het einde (dood) en andersom. Pantharei, alles stroomt en alles is in (cyclische) beweging. De rivierbedding blijft misschien wel dezelfde, maar de rivier verandert continu. 

Heraclitus was geen geoloog, want dan zou hij geweten hebben dat ook de bedding verandert.  Maar het zou zomaar kunnen dat z'n uitspraken over de afgelopen 2500 jaar aangepast zijn aan de historische context. Zo gaat dat met citaten en veel meer dan citaten blijft er niet over van zijn werk. Wat ook kan betekenen dat de man vooral in oneliners sprak natuurlijk. Dat dubbelzinnigheid en paradoxen eenheid suggereren is een interessant inzicht in organisaties die continu (moeten) evolueren en bij uitstek innoveren. Het klassieke strategische proces gaat uit van controleerbaarheid en het uit de weg gaan van dubbelzinnigheid. Eenheid van controle en liefst ook eenheid in visie. Op het moment dat je 2 mensen bij mekaar zet, heb je nochtans per definitie 2 visies. Die lopen deels gelijk, deels ook niet. Dat laatste biedt ruimte voor discussie en spanningen.  Focussen of verbreden in klantensegmenten? Centraliseren of decentraliseren? Meer kaders of meer persoonlijke vrijheidsgraden? Zet nog meer mensen bij mekaar en er ontstaan evenveel tinten grijs in benaderingen en dus een spanningsveld. Iedereen pakt z'n eigen context en persoonlijke voorkeuren mee in de analyse. Sommigen houden van vrijheidsgraden, anderen wil meer kaders om het te bewandelen pad af te bakenen.

De koers van een organisatie uitzetten heeft baat bij het benutten van de kracht van de verschillende perspectieven en de resulterende spanningen. Dat geldt bij uitbreiding ook voor het maken van keuzes bij innovatie. Welk business model?  Wat doen we zelf, waarvoor werken we samen? Product versus dienst? Kunnen omgaan met ambiguïteit betekent om ogenschijnlijk tegenstrijdige visies samen te brengen en ze te overstijgen, bijvoorbeeld vanuit een sterke gemeenschappelijke zingeving waarrond mensen samenwerken. Het maken van keuzes  vertrekt vanuit en-en-oplossingen eerder dan of-of. Er is niet één waarheid bij het uitstippelen van het pad. Het hogere doel is het baken. Het pad verandert wel voortdurend en zo ook de tussentijdse mijlpalen.

donderdag 7 mei 2020

René Descartes was een AI pionier...

370 jaar geleden overleed René Descartes. De man heeft een enorme bijdrage gedaan aan de moderne filosofie en aan het verbinden van filosofie en wetenschappelijke revoluties. Maar ook de man die zich allicht ongewild herleidde tot één uitspraak: Cogito ergo sum. Ik denk, dus ik ben. Herinnerd worden door één uitspraak is natuurlijk beter dan door geen. Maar het doet enige afbreuk aan de rijke output die hij tijdens zijn leven creëerde. Er zijn natuurlijk nog voorbeelden van one-liners die symbool zijn gaan staan voor mensen genre 'Eureka', 'Alea iacta est',  'Ich bin ein Berliner',... of op lokale schaal 'blijf in je kot'.

Descartes zijn methodische twijfel en de zoektocht naar onbetwijfelbare waarheden is in tijden van fake news en AI algoritmen met risico op bias weer aan een revival toe. Dat onze zintuigen onbetrouwbaar zijn, is geen groot nieuws. Waarnemingen doen we per slot van rekening veelal gekleurd met emotie en voorafgaande ervaringen of het ontbreken daaraan. Hoe we de werkelijkheid waarnemen is dus verschillend van mens tot mens. Dat geldt in een maatschappij, in een organisatie, in een gezin tot zelfs in een individu gespreid in de tijd.  Niet alleen waarnemingen trouwens. De nieuwe corona maatregelen zullen duidelijk maken dat zelfs een wat mij betreft helder kader van bezoekrechten met alle geuren en smaken zal vertaald worden naar eigen inschattingen. Vaak niet zonder slechte beweegredenen. Elk kader lijkt een rekbaar begrip. Het is maar  vanuit welk perspectief je door zo'n kader naar de realiteit kijkt om te beseffen dat je iets anders kan zien doorheen het kader. 

Artificiële intelligentie bewijst al in de corona crisis haar nut. Radiologen worden ondersteund door AI algoritmes om snel via het analyseren van CT scans de schade aan longen te interpreteren. Waar een mens een paar uur voor nodig heeft, doet AI in seconden. Het feit dat in een aantal weken tijd, natuurlijk door de beschikbaarheid van veel data (beelden), een algoritme zichzelf leert om de gevolgen van corona in te schatten toont aan dat de technologie matuur aan het worden is. En voor wie er nog aan twijfelt: een blijver.  Diverse applicaties in de medische sector geven wereldwijd weer een extra versnelling aan AI ontwikkelingen. Maar snelheid brengt ook risico's mee. Een van de grote uitdagingen binnen AI ontwikkelingen blijft het vermijden van bias. Algoritmes zijn an sich niet feilbaar, maar de datasets waarmee ze gevoed worden zijn dat mogelijk wel. Uiteindelijk neemt zo'n algoritme evengoed waar en destilleert het daaruit patronen en modellen van een vermeende werkelijkheid. Dat leidt in sommige landen al tot heftige discussies als het aankomt op het inzetten van AI om het risico van besmetting in te schatten, bv. als een Aziatische afkomst als hogere risicofactor wordt aanzien. Contextuele integriteit is nog zo'n uitdaging die speelt, bv. bij de appreciatie voor een contact tracing app. Mensen moet vertrouwen hebben dat data die ze ter beschikking stellen niet voor andere doeleinden gebruikt worden dan waarvoor ze initieel gevraagd worden. Dat vertrouwen is maar beperkt aanwezig in dit tijdperk.

Aandacht voor ethiek is bij AI belangrijk en maakt ook deel uit van het Vlaamse Beleidsprogramma rond AI. Het kenniscentrum data en maatschappij ontsluit kennis en ervaring rond de juridische, maatschappelijke en ethische aspecten van AI.

Nu de economische activiteit zich herpakt, en veel bedrijven geproefd hebben van wat digitaal kan betekenen al is het maar op vlak van digitale samenwerking en e-commerce, stelt zich de vraag of ondernemend Vlaanderen de weg vindt naar het potentieel van AI in haar business. VLAIO neemt alvast de handschoen op om samen met haar partners AI prominenter op de strategische radar te krijgen van bedrijven, zowel in B2B als B2C toepassingen en niet te vergeten in een productiecontext. Meer info vind je hier.

Betrouwbare waarnemingen en data zijn het summum van een toekomst waarin AI onze  maatschappij nog veel diensten zal bewijzen. Dat wist Descartes al. Moesten we zover geraken dat een AI robot uit zichzelf de woorden Cogito ergo sum uitspreken, is mogelijk de toegevoegde waarde van AI verdwenen...

dinsdag 31 maart 2020

Wat corona mij leert over innovatie....

Laat één ding duidelijk zijn: deze corona crisis is in de eerste plaats een vreselijke periode voor mensen die zelf de medische gevolgen ondervinden of met verlies worden geconfronteerd in hun nabije omgeving. Of voor mensen die dag in dag zich volledig geven om die gevolgen te beheersen en daarbij continu diezelfde harde gevolgen in de ogen moeten kijken. Het veelvuldig uitgesproken mantra dat elke crisis een opportuniteit met zich meebrengt gaat vooral over de lippen bij mensen die  gespaard blijven van de acute gevolgen van zo'n crisis. Dat doet an sich geen afbreuk aan enige waarheid dat crisissen vaak zorgen voor transformatie. De geschiedenisboeken staan vol met voorbeelden. Van een meteoreninslag die een einde maakte aan de dominantie van de dinosauriërs, over de pest tot de tweede wereldoorlog: ze zijn allen uitvoerig beschreven en doorspekt met interpretaties als het over de gevolgen gaat. Over de beschrijving van de gevolgen kan je dus discuteren. Geschiedenis is per slot van rekening niet wat er gebeurd is, het is wat de mensen zich herinneren, vaak beïnvloed door iemand die er niet bij was.

De verplichte ophokplicht heeft mij aangezet om een paar films te bekijken. In corona-vrije tijden komt dat er zelden van. Nu ook zeer gedoseerd trouwens, lees gespreid over 3 dagen. De Ward Verrijckens van deze tijd zouden me  allicht verguizen om een film tot een mini-serie te verknippen. Gelukkig moet hij ook social distancing respecteren. Je vraagt je trouwens af welke impact corona en vooral social distancing heeft op alle films die nu in de fase van opname zitten. Ik probeer me iets voor te stellen bij de corona versie van bv. Eyes Wide Shut. De verfilming van het Bernini mystery van Dan Brown, Angels and Demons was de eerste film op mijn lijstje. Waarom?  Ik hou gewoon van de mix van theologie en misdaad. Hoe dat komt is me een raadsel: op een of andere manier vind ik dat een erg geslaagd huwelijk om het woord vanzelfsprekend niet te gebruiken. Komt nog bij dat Tom Hanks, de hoofdrolspeler, zelf door corona is getroffen en de Amerikanen snel met de feiten op de neus drukte dat zelfs Trump deze keer niet wegkomt met fake news. Meer symboliek is niet nodig om mij overstag te laten gaan.

Het viel me in deze film eens temeer op hoe slim de Kerk omgaat met het buiten spel houden van God als er zelfs binnen kerkelijke rangen misdaad in het spel is. Het dient gezegd: dragers van een kerkelijk ambt en bij uitbreiding theologen zijn niet van de domste. Ik heb een weinig katholiek vermoeden dat enkele eeuwen terug enkelen zich op een avond in hun gewijd stamcafé
terugtrokken. Ze beklaagden zich allen dat ze van gewone stervelingen steeds maar vragen kregen hoe God er uit zag en waarom God toelaat dat de mens tot veel slecht in staat is. Tot één van hen de geniale inval kreeg om de marketing strategie aan te passen en in de toekomst enkel nog te spreken over wat God niet was. De Via Negativa communicatie theorie was geboren. De dag nadien trokken die theologen met een big smile ongetwijfeld de lokale markt op met stellingen als: God is niet onwetend, God is niet het kwade, God is niet gecreëerd door iemand anders,...

Die Via Negativa zijn ook Nassim Taleb, auteur van De Zwarte Zwaan, niet onbekend. Zijn levensvisie baseert hij niet op  'How to become...', maar wel door te vermijden wat jezelf en medemensen kan schaden. Of zoals Warren Buffett zijn Via Negativa versie geeft van bedrijfssucces: succes is geen kwestie van complexe bedrijfsproblemen op te lossen, maar wel van ze te vermijden. Ik denk dat virologen onder ons ondertussen ook wel eens hunkeren naar een Via Negatieve benadering van corona.

De 'negatieve weg' biedt  ongetwijfeld ook wel perspectieven bij innovatie. Vrij vertaald komt het neer op schrappen wat overbodig is of geen meerwaarde genereert. In discussies over een business case krijg je meestal de meest waardevolle informatie als je negatieve vragen stelt: 'Welke klantenwaarde biedt je niet', 'Welke klantensegment wil je liever niet bereiken?', 'Welke kanalen laat je liever over aan je concurrenten?', 'Welke kernactiviteiten doe je liever niet zelf?',... In tegenstelling tot bij God, resulteert schrappen van wat het niet is of weghalen van wat overbodig is, bij innovatie veelal wel tot een scherpe positieve formulering van wat het wel is. Innovatie en geschiedenis hebben trouwens gemeen dat ze het heden zien door de toekomst. Bij innovatie vertalen we dat ook als scenariodenken. Specifiek wat maatschappelijke innovatie betreft vraagt deze crisis maatschappelijke dialoog over hoe we naar deze crisis zullen terugkijken binnen 10 à 20 jaar. Ik zou graag eens wat scenario's zien waarover zo een dialoog kan georganiseerd worden. Anders verdrinken we meteen na de crisis weer in de korte termijn details. Besparen gaan we hoe dan ook moeten doen.

Terug naar het heden zelf.Valt het je ook op dat er zoveel verbinding ontstaat tussen mensen in tijden van ophokplicht? Er is allicht niet meer sociaal contact, maar het wordt als intenser ervaren. Schaarste creëert verlangen. En  er ontstaan mooie initiatieven uit vanuit verschillende invalshoeken. Bedrijven oriënteren zich in de richting van productie van persoonlijke beschermingsmiddelen en medisch materiaal. Burgers organiseren zich om mondmaskers te stikken, boodschappen te doen en het leven van de wandelende medemens wat aangenamer te maken door beren achter het venster te etaleren. De dagelijkse last post is even naar de achtergrond geschoven nu, voor een dagelijks maatschappelijk applaus voor alle zorgverleners en andere mensen die kritische taken en processen vervullen. Zo'n  crisis trekt ook de betekenis van sommige woorden nog eens scherp. Elke crisis heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek staan vermeld. Hartverwarmend dat we ze dus nu al de appreciatie geven die ze verdienen...

donderdag 13 februari 2020

Wat vuurvliegen mij leren over innovatie...

Een paar weken terug publiceerde een groep wetenschappers van de VUB een persbericht met als titel: "larve van vuurvlieg stopt met glimmen om padden op te kunnen eten die volwassen vuurvliegen eten".  Vuurvliegen en hun larven zijn een dankbaar onderwerp voor elke natuurgids die wat houdt van storytelling. Bij uitbreiding trouwens alles wat zichtbaar en beweegt in het donker. Het is maar één voorbeeld van een soort die door middel van een lichtproducerende stof (luciferine) en een enzyme (luciferase) in staat is om licht te produceren door bioluminescentie. De kleur van het licht wordt bepaald door het type enzyme.  Het zal je niet verwonderen dat bioluminescentie volop gehanteerd wordt in menig labo. Qua energieomzetting is dit natuurlijke proces trouwens ook een voorbeeld voor ontwikkelaars van kunstmatig licht: bijna alle chemische energie wordt omgezet in licht.

Jezelf via licht in de spotlight zetten heeft in de natuur verschillende doelstellingen. Bij afwezigheid van een dierlijke variant van Vogue, sluiten die doelstellingen iets dichter aan bij leven en overleven. Al hangt ongetwijfeld bij veel celebrities de zin van het leven ook af van het al dan niet verschijnen op de Vogue cover. Bij sommige diepzeedieren dient het licht zowaar als camouflage: zonder enige verlichting zouden sommige aquatische species van onderaf vlot te onderscheiden zijn als een donkere vlek binnen het doorsijpelende licht van de zon of maan. Een andere handige verdedigingstactiek bij bv. kleine schaaldieren is het verspreiden van een wolk van lichtgevende stoffen om een roofdier in verwarring te brengen en in die tijd het hazenpad te kiezen. Afstoting en aantrekking gaan vaak hand in hand in de natuur. Glimwormen gebruiken lichtsignalen in het paarseizoen om gecodeerde boodschappen te geven. Het is de glimworm variant van Tinder om te zien of er in de buurt een match is of vast te stellen dat je weg geswiped wordt en dus andere troeven moet ontdekken.

Vuurvlieglarven gloeien om potentiële roofdieren af te schrikken. Vanaf het moment dat ze vlieg worden, komen ze op het menu van de Roraima bush pad, een pad die enkel voorkomt in een ecosysteem op de top van de Tafelberg. Hier voltrekt zich een prachtig voorbeeld van de strijd tussen prooi- en roofdieren. De larven hebben hun vermogen tot licht geven afgestoten en hebben de Roraima bush pad op hun menu gezet.
In 1973 formuleerde de Amerikaanse bioloog Leigh Van Valen de 'Red Queen Hypothese' , geïnspireerd door het werk van Lewiss Carroll, meerbepaald de passage in het boek 'Alice in Spiegelland') waarin Alice (dezelfde die ook in Wonderland passeerde) in een land terecht komt waarin iedereen continu aan het hollen is. Volgens de Rode Koningin is dat nodig om op dezelfde plaats te blijven. Van Valen vertaalde dat naar natuurlijke ecosystemen met de hypothese dat soorten continu moeten evolueren om hun ecologische niche te verzekeren. Dat uit zich in de natuur op verschillende schalen. Prooidieren zullen zich door genetische mutaties en natuurlijke selectie beter wapenen tegen roofdieren, bv. door het beter ontwikkelen van hun gehoor of reukorgaan of door bv. hun snelheid op te drijven. Enkel roofdieren die zich door natuurlijke selectie aanpassen, bv. door ook sneller te gaan lopen, kunnen overleven. In dit geval is af te wachten hoe de pad zijn verdedigingsmechanisme evolutionair zal versterken en wie uiteindelijk aan het kortste einde trekt.

Stilstaan is achteruitgaan: dat geldt niet alleen op de Tafelberg in Zuid-Afrika. Het is zowat het mantra in de inleiding van elk artikel over innovatie. Wie vandaag klant of partner is, kan morgen je concurrent zijn.  Gelukkig hoeft het niet altijd een zaak van roofdier of prooidier te zijn. Samenwerking en symbiose zijn ook voorbeelden van evoluties in business modellen. Concurrenten worden partners. Telenet en DPG media die mekaar vinden in hun evolutionaire strijd tegen globale spelers als Netflix en Disney is maar één recent voorbeeld.

Wat de storytelling betreft over vuurvliegen en glimwormen: ongetwijfeld wist je al dat achter die dansende glimwormen in de bossen elfen en geesten schuilgaan. Zeker in broekbossen verdwenen er in lang vervlogen tijden al eens mensen op zoek naar de duistere krachten. Broekbossen zijn dan ook niet vrij van moerassen, dus waarschijnlijk vonden ze die nog ook...


donderdag 9 januari 2020

Wat vleermuizen mij leren over innovatie...

(c) Natuurpunt
Deze week ook dit persbericht van de Universiteit Antwerpen opgemerkt over vleermuizen? Door velen zijn deze prachtige schepsels niet erg geliefd. De oorzaak daarvan ligt natuurlijk in talrijke fictieliteratuur waarin vleermuizen en vampieren vaak de beste vrienden zijn. Vreselijke associaties in nachtmerries zijn dan nooit veraf. Wereldwijd bestaan er 1200 soorten vleermuizen en slechts 3 daarvan zuigen effectief bloed. Nee, niet bij de mens, maar wel bij andere zoogdieren. Alledrie komen ze alleen voor in Zuid- en Midden-Amerika.
Nog zo'n broodje aap verhaal is dat vleermuizen tijdens het vliegen in je haar zouden blijven plakken. Ik herinner me nog dat ik in mijn jonge jaren bij een overvliegende vleermuis spontaan mijn hoofd bedekte met mijn handen. Het leek me geen pretje om zo'n vleesmuis uit je haarbos te moeten verlossen. Het leek me trouwens helemaal de gruwel voor mensen met een toupet. Kinderlijke fantasie kent geen grenzen. Ik heb de bron van dit misverstand moeten opzoeken. Mogelijk ontstond de vaststelling in de tijd dat vleermuizen nog sliepen in eenvoudige boerenwoningen tussen de balken. Jonge vleermuizen houden zich bij het slapen stevig vast aan de huid van de moeder. Als ze pardoes toch vielen en per ongeluk op het hoofd van een bewoner terecht kwamen, hadden ze de neiging om het hoofdhaar te aanzien als de moeder. Logisch dat ze zich dan vastklampten.
Maar vleermuizen vliegen dus niet in je haar. Daarvoor werkt hun sonar veel te goed. Ze 'zien' met hun oren via echolocatie. Ze zijn tegelijk zender en ontvanger van ultrasone geluiden op basis waarvan ze locatie en vorm van voorwerpen 'zien'. Handig om dat lekker insect in de lucht te lokaliseren en ook in te schatten of het al dan niet een smakelijk brokje is. Sommige vleermuizen voeden zich ook met nectar en moeten dus de planten vinden die ze verkiezen. Daar zie je weer een sterk staaltje van ecosysteem vorming in de natuur. Sterke ecosystemen kennen zich door win-win en door het goed afstemmen van elkaars aanbod op elkaars noden. Sommige planten die door vleermuizen bestoven worden, hebben evolutionair bloemdelen ontwikkeld die dienst doen als sonarreflectoren. Ze weerkaatsen het geluid van de vleermuis sensor en leiden die zo naar de nectarbron. Uiteraard neemt de vleermuis stuifmeel mee na het bezoek aan de plant om dat bij een volgende plant achter te laten. De vleermuis moet daar zelf niet over nadenken i.e. ze moet haar eigen belang niet zitten afwegen tegenover dat van de plant: het gebeurt vanzelf. Er zijn actuele onderhandelingen waar dat veel moeilijker ligt.
Wat een geluk dat wij die sonar geluiden zelf niet horen. Er zou ongetwijfeld al geen vleermuis meer rondgevlogen hebben 's nachts. Maar dat betekent niet dat de mens geen bedreiging is. In Vlaanderen leven 17 soorten vleermuizen, waarvan er 13 ernstig bedreigd zijn. De daling van het aantal insecten speelt daarbij een grote rol. Een paar handige tips voor als je geconfronteerd wordt met een vleermuis nabij je woonst of bedrijf en die het leven wat eenvoudiger wil maken vind je hier. Vleermuizen geven ons waardevolle inzichten om artificiële sonorbakens te ontwikkelen. Ze zijn een product van miljoenen jaren ontwikkeling waarvan we nog veel kunnen leren bv. voor zelfrijdende voertuigen. Laat ons ze dus vooral koesteren.
Een avondwandeling met een batdetector is trouwens een aanrader om wat nauwer in contact te komen met deze natuurlijke intelligentie. Nog even geduld tot de lente terug aanbreekt en de vleermuizen terug kunnen starten met het controleren van ondermeer de muggenpopulatie...
Wie de bibber nog op zijn lijf krijgt bij het overvliegen van een vleermuis op een zomers terras, mag die dus opbergen.