woensdag 17 april 2024

Wat het boek 'Morele ambitie' van Rutger Bregman me leert over innovatie...

Na zijn boek ‘De meeste mensen deugen’ was met de opvolger ‘Wat maakt een verzetsheld’ al duidelijk dat Bregman een ander inspiratievat had aangesloten. Jazeker de meeste mensen deugden, maar dat wil niet zeggen dat ze uitblinken in dapperheid of een baken van initiatief zijn. Waar ‘De meeste mensen deugen’ een boek was dat je mogelijk nog dichtsloeg met een blaak van vertrouwen dat de mensheid op een goed spoor zit, is ‘morele ambitie’  eerder een wake-up call dat diezelfde mensheid vaak ingedommeld lijkt te zijn om de grote uitdagingen waar ze voor staat aan te pakken met het talent waarover ze ongetwijfeld beschikt. Of zoals Bregman het zelf stelt refererend naar Arnold Douwes, een bekende Nederlandse verzetsstrijder: ‘Als je hem had verteld dat de meeste mensen deugen, zou hij je hard hebben uitgelachen, want hij vond de meeste mensen juist lafaards.” 

Van bullshit jobs, die noch ambitieus zijn noch bouwen op idealisme, naar moreel ambitieuze jobs is een traject van veel tinten grijs. Veel jobs bouwen op ambitie, maar minder op idealisme: duidelijk is dat de auteur geen liefhebber is van het merendeel van de consultants, bankiers en advocaten.  Omgekeerd leidt veel idealisme zonder concrete ambitie en daadkracht tot een weinig daadkrachtig activisme: ook activisten verspillen vaak hun talent om echt verandering te brengen. Ze vinden bewustzijn belangrijker dan actie. Metaforisch uitgedrukt: waar veel mensen wel helpen om ballen aan het rollen te houden, zijn er veel minder die nieuwe ballen aan het rollen brengen. Het verlangen om erbij te horen resulteert meestal in het meedeinen van de massa. Of zoals Taleb het stelt: het zijn vaak de onbuigzame minderheden die zorgen voor verandering.

Wat mensen in staat stelt om tegen de stroom in te varen, zijn niet zozeer gevoelens. Empathie en moed zijn 2 verschillende dingen. Veel belangrijker is een gevoel van eigenwaarde om zelfstandig te oordelen en een mate van zelfzekerheid. De andere behagen is dus niet de beste motor. De sleutel tot morele ambitie is de actiedrempel, het kantelpunt waarop je tot actie overgaat. Sommigen doen dat vanzelf, anderen moeten worden gevraagd of hebben aanmoediging nodig. Het zijn de eersten die alles in gang zetten.  Een verschil maken vraagt volgens Bregman een cult. Je sluit je aan bij een bestaande cult of start er zelf een nieuwe op. Los van een prachtige Britse rockband uit de jaren ’80 rond Ian Astbury, zijn cults groepen van mensen gedreven door een sterke missie, neergezet als een subcultuur die nogal vreemd overkomt bij de goegemeente.

Effectieve activisten houden de must om te winnen voor ogen. Ze zijn radicaal in hun doelstellingen, maar doelgericht en dus bereid tot pijnlijke compromissen in hun uitvoering. Dat onderscheidt hen mateloos van idealisten. Het idealisme van een activist, de ambitie van een startup founder, het kritische vermogen van een wetenschapper en de bescheidenheid van een monnik is de ideale mix van ingrediënten die mensen met morele ambitie kenmerkt. Bregman verwijst daarbij naar het bekende voorbeeld van Rosa Parks, de vrouw die aan de basis lag van een massale bus boycot in de jaren '50 door de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Steeds neergezet als een zachtaardige naaister (storytelling is belangrijk), maar in realiteit een ervaren activist getraind in allerlei protesttactieken. Wat leek op een toevallige actie, was een zorgvuldig uitgekiemde aanpak. Er zijn nogal wat mythes als het gaat over het realiseren van maatschappelijke verandering:

  • De illusie van bewustzijn: veel mensen zijn zich bewust van mistoestanden, maar handelen er niet naar.
  • De illusie van goede intenties: goede bedoelingen zijn niet genoeg.  De tactiek van ‘morele reframing’ waarbij je nieuwe argumenten zoekt voor hetzelfde standpunt, ook al zijn die minder gealigneerd met je idealisme. Zo richtte de abolitionist Thomas Clarkson op het lijden van de matrozen op de slavenschepen om die transporten terug te draaien. Uit eigen ervaring: los van duurzaamheid is circulaire economie belangrijk omwille van het belang onafhankelijk te worden van onbetrouwbare regimes die over het gros van de grondstoffen beschikken en spreekt dat belang ondernemingen soms nog meer aan op korte termijn. Of de impact van massieve veeteelt op het klimaat kan meer impact hebben op veel consumenten dan enkel een pleidooi voor dierenwelzijn.
  • De illusie van puurheid: de wereld veranderen vraagt samenwerking, vaak tussen mensen die het ook over veel dingen oneens zijn. Kleine stappen vooruit houden de bal in beweging, dus ook hier zijn compromissen nodig. Intersectionaliteit, waarbij verschillende vormen van discriminatie en onderdrukking niet los van elkaar kunnen bestudeerd worden, verlamt vaak verandering. De woke beweging worstelt heel duidelijk met intersectioneel denken. Non-conformisme  lijkt vaak inspirerend, maar kan blijven hangen in exhibitionisme. Het is een realistisch idealisme dat historisch gezien zorgde voor de meeste veranderingen.
  • De illusie van synergie of het idee dat idealen elkaar ondersteunen en versterken: niet noodzakelijk dus.

Stel dat je gebeten bent door morele ambitie, dan is de vraag natuurlijk wat je vastpakt. Keuze aan uitdagingen is er genoeg als je wat rond kijkt of bv. eens een blik werkt op de website GiveWell | Charity Reviews and Research. Leidraad daarbij volgens Bregman is de vraag waar je het meeste kan bijdragen, veel meer dan wat je passie is. Talent als middel, ambitie als rauwe energie. Effectiviteit is daarbij een leidend criterium. Analyses tonen aan dat de beste goede doelen 50 keer effectiever zijn dan gemiddeld, i.e. ze hebben bv. impact op 50 keer meer mensen dan vergelijkbare goede doelen die dezelfde doelgroep beogen. Er zijn best een aantal signalen die wijzen op ruimte voor morele ambitie. Krijg je iets wat de maatschappij overwegend als normaal beschouwt niet uitgelegd aan kinderen, dan is er stront aan de knikker gezien kinderen hypocrisie vlot blootleggen. Een reflectie over wat historici van de toekomst als de grootste misdaden uit dit tijdperk zullen benoemen, kan ook tot inspiratie leiden. Dat brengt Bregman al snel tot het thema dat heden erg centraal staat: klimaat. Alle hens aan dek, met ruimte voor miljoenen moreel ambitieuze mensen. De echt morele ambitieuzen schoten evenwel 30 jaar terug al in actie, toen de goegemeente ze nog schouderophalend als wereldvreemd wegzette. Wie nu actie onderneemt om de verschraalde biodiversiteit aan te pakken, krijgt veel minder het podium dan wie over klimaat spreekt. Niemand krijgt waardering voor de ramp die niet heeft plaatsgevonden of nog niet is doorgedrongen.

Bij VLAIO zien we meer en meer ondernemers passeren met veel morele ambitie, waarbij het ondernemerschap en innovatie ingegeven is door de ambitie om een verschil te maken. Je hebt dansers en mensen die dansers een podium geven. Beiden zijn nodig. Bregman heeft het in zijn boek niet zozeer over startups, maar daar zit evenzeer potentieel om een verschil te maken als de drijfveer en missie ingegeven is door een vorm van realistisch idealisme om de wereld te verbeteren. Om maar één voorbeeld te geven: Ugani  ontwikkelde een aanpak om via 3D-technologie de ledematen van patiënten te scannen en die met de juiste software te vertalen naar een 3D-printbaar model op maat van elke patiënt. Op die manier zakken zowel de prijs als de levertijd van de koker, cruciaal om protheses haalbaar te maken in ontwikkelingslanden. Maar het stopt niet bij het maken van protheses. Ze zetten ook een systeem op om die patiënten met fysiotherapie en psychologische ondersteuning te ondersteunen en klaar te maken richting een nieuwe job. Met VLAIO gaven we ze een paar jaar terug een duw in de rug met financiële steun en begeleiding door een bedrijfsadviseur. Ondertussen bouwden ze er de Ugani foundation rond. Tweelingbroers die zeer gericht een maatschappelijke uitdaging aanpakken en oog hebben voor effectiviteit. Legio andere voorbeelden vind je bij onze ondernemersvershalen

De lat qua morele ambitie hoog leggen is het dominante motto doorheen het boek. Het is een bewuste trap onder ieders gat die Bregman wil geven. Het boek lijkt in die zin wat afbreuk te doen aan het belang van zeer veel kleinere, wat minder ambitieuze initiatieven die wel actiegericht werken aan een betere wereld.  Ik denk niet dat het de bedoeling is van Rutger Bregman. Hij moedigt alleen aan om misschien net nog een stap verder te gaan, tot het je net iets meer out of comfort brengt met in ruil een grotere impact. Ieder bepaalt voor zichzelf hoever hij/zij zich wil stretchen uiteraard. Het boek start met de vaststelling dat jonge mensen een voordeel hebben als het om morele ambitie gaat. Naargelang de leeftijdsteller oploopt, sputtert de motor tot verandering wel eens. Gelukkig toont het boek veel voorbeelden die aantonen dat het nooit te laat is. Voorbeelden van mensen die ook op latere leeftijd de ommezwaai maakten van een job met weinig maatschappelijke impact naar het leven van een realistische activist. Zoals  Perkamentus het al zei tegen Harry Potter: uit onze keuzes blijkt wie we werkelijk zijn, veel meer dan uit onze talenten…

vrijdag 15 maart 2024

Wat Anton Philips me leert (of net niet) over duurzame transformatie...

(c) Wikimedia Commons
Op 14 maart 1874, exact 150 jaar geleden, kregen Fredrik Philips en Maria Heyligers, een 8ste boreling die de naam Anton kreeg. Frederik Philips was succesvol in de handel van tabak, dus een groot gezin kon hij zich best wel permitteren. De schoolcarrière van de jonge Anton verliep met veel horten en nog veel meer stoten. Zittenblijven en zijn opleiding niet afmaken waren zijn deel.  Na nog maar eens een desillusie rijker, bezorgde  zijn vader hem op zijn 19de een job op de effectenbeurs van Amsterdam, snel gevolgd door die van Londen. Hij had immers al langer in de gaten dat de jonge Anton wel wat in zijn mars had. Het was de stap die nodig was om de talenten van Anton te laten ontbolsteren: een geboren onderhandelaar en ondernemer.

 

Ondertussen hadden zijn vader en broer de productie opgestart van gloeilampen. Anton ging aan de slag als verkoper om de concurrentie aan te gaan met bedrijven als AEG en Siemens. Hij legde daarbij de basis voor de uitbouw van Philips tot een multinational waarvan hij vanaf 1915 ook CEO werd. Een mooi staaltje van zijn onderhandelingstalent gebruikte hij in 1912. Het Amerikaanse GE had een paar jaar daarvoor een octrooi genomen om getrokken 'wolframgloeidraad', een innovatie die baanbrekend was omdat wolfraam door haar hoge smelttemperatuur en hoge soortelijke weerstand een ideale lichtbron is. Hij nam de boot naar Amerika en kwam met een onderhandeld akkoord terug waaronder een licentie  om GE's technologie in Europa toe te passen. De Amerikanen hadden ook door dat ze Philips best van hun markt konden houden en ze gaven in ruil maar al te graag hem een licentie om zijn ding te doen in Europa.  Ook bij het uitbreken van WOI rook hij zijn kans om zijn Duitse concurrenten een pad in de korf te zetten. Hij reisde naar Rusland, om hun markt daar over te nemen. De Russen hadden het wel gehad met Duitse bedrijven. Alles keert terug al is het in varianten. Met de nederlaag van de Duitsers in 1918, besefte hij dat het momentum er was om in Europa een netwerk van eigen verkoopvestigingen uit te bouwen, gezien niemand nog appetijt had voor Duitse producten en er een tijdperk uitbrak van protectionisme. Ook herkenbaar in deze tijd.


We scrollen door naar februari 1924. In Genève is het topberaad tussen Philips en haar belangrijkste concurrenten zoals  Osram, het Amerikaanse GE, het Britse AEI en het Hongaarse Tungsram. Topberaad om de toekomst van de gloeilampenproductie en markt te bespreken. Daar viel op zich iets voor te zeggen want er was nood aan wat standaarden om lampen te produceren. Vergelijk het met de uitwas aan USB standaarden en poorten, waarbij nu, ruim 25 jaar na de opkomst van USB, het type C poort min of meer door alle leveranciers van telcom apparatuur als standaard zal gehanteerd worden. Verder wilden de fabrikanten in 1924 ook afspraken maken over het delen van intellectuele eigendom of eerder gezegd hoe die te gebruiken om de markt te verdelen zonder mekaar stokken in de wielen te steken.  Productiequota en gezamenlijke prijsbepaling waren daarbij aan de orde, al wat het niet de publieke orde.

 

Anton Philips, geboren onderhandelaar als hij was, moet zich ongetwijfeld in zijn sas gevoeld hebben bij dat beraad. Of hij het brein is van dé afspraak die dit Phoebus kartel (naar Phoebus Apollo, de Griekse god van ondermeer de zon) een plaats in de geschiedenis gaf, is niet duidelijk. De doorbraak van de wolframgloeidraad stelde de producenten voor een dilemma. De potentiële levensduur van de lampen begon alsmaar op te lopen. Gloeilampen die hun werk deden gedurende meer dan 2000 uur waren geen uitzondering meer. Een langere levensduur betekent minder verkoop. Die vrees was niet helemaal onterecht, getuige de Livermore's Centennial Light Bulb, een gloeilamp die sinds 1901 brandt in een brandweerkazerne in Californië. Je kan het zelf controleren via deze webcam Dus spraken de kartelpartners af om de levensduur voortaan te beperken tot 1000 branduren en zelfs boetes te innen bij producten die daaraan niet voldeden. Ze gingen akkoord om hun producten te laten testen door een Zwitsers labo. Ingebouwde veroudering of planned obsolescence zoals de Engelse taal dat meer lyrisch verbloemt, was een feit.  De officiële verklaring voor de beperking achteraf was dat bij hogere levensduren de efficiëntie van de omzetting van elektriciteit naar licht daalde, i.e. dat er meer energie verloren ging door warmte. Dat is niet gelogen, maar algemeen is aanvaard dat het niet de belangrijkste drijfveer was voor deze afspraak.

 

Hoewel ze het niet wisten, voedt het Phoebus kartel een decennium later enorm het besef dat business modellen die gericht zijn op take-make-waste geen voedingsbodem geven voor sterke verduurzaming. Philips heeft dat ondertussen ook al ingezien, want startte al vooraleer ze haar lichtactiviteiten onderbracht in Signify, met de dienstverlening light-as-a-service. Licht bezorgen als een dienst, waarbij ze vergoed worden voor lumen/m² in plaats van lampen per m². Geen drijfveer meer om snel lampen te vervangen, tenzij ze echt energetisch te inefficiënt worden. Een drijfveer om tegen minimale materiaal- en energiekost de vereiste verlichting te voorzien. Het spreekt voor zich dat ze daartoe in totaal andere samenwerkingsvormen moeten stappen. Licht moet geïntegreerd worden in gebouwen op een manier dat met een minimaal aan energie een maximum aan lumen/m² brengt. De duurzaamheid van een gebouw zit niet enkel in de individuele componenten, maar des te meer in hun integratie tot het geheel. Duurzaamheid start in de ontwerpfase. Kortom: duurzaam vraagt samenwerking over de ganse waardeketen. 

Als VLAIO willen we bedrijven ondersteunen die ook kansen zien om door samenwerking nieuwe circulaire producten, diensten of processen te ontwikkelen. De oproep circulaire ketensamenwerking speelt daarop in door proefprojecten te ondersteunen van ondernemingen en organisaties die samen een circulair businessmodel ontwikkelen. Het gaat om het ontwikkelen, testen en implementeren van een circulair product, proces, of circulaire dienst. Bij toepassing moeten ze leiden tot een grondstoffenbesparing en/of afname- van de CO2-uitstoot.  De subsidie bedraagt maximaal 80% van de aanvaarde projectkosten en is begrensd tot 100 kEUR. Onze VLAIO bedrijfsadviseurs helpen bij het vormgeven van de projecten, waarbij ze ook oog hebben om goede samenwerkingsafspraken te maken. Misschien is jouw momentum wel gekomen om een stap vooruit te zetten naar een meer circulaire business...

woensdag 14 februari 2024

Wat mos me leert over innovatie...

(c) Dall-E
Er zijn van die planten die net wat meer aandacht verdienen dan andere. Niet omdat hun ego er om vraagt: planten hebben nu eenmaal geen ego, al is dat een assumptie die met één doctoraat allicht niet gevalideerd noch ontkracht geraakt. Er is nog veel onbekend terrein als het gaat over bewustzijn. Ik wil het vandaag hebben over een plantensoort die als eerste het land veroverde. Dat gebeurde zo'n 500 miljoen jaar geleden in het Paleozoïcum.  Een plantensoort die al die jaren diverse massa-extincties overleefde. Ze was wendbaar voor het woord werd uitgsproken en al zeker voor het zijn weg vond in management literatuur.  Dat ze al die barre tijden overleefd heeft, wordt niet door iedereen even sterk geapprecieerd trouwens. Menig medemens gefocust op een getrimd groen gazonperk volhardt in pogingen om deze overlever uit de weg te ruimen. Spijtig, want de natuurlijke waarde ervan is, in tegenstelling tot een monotoon, gemaaid gazon niet te onderschatten. Liefhebbers noemen het wel eens liefkozend 'het zachte behang' van het bos. Een zacht tapijt geeft het zeker als je het toelaat in je tuin. Eén dat dan ook nog onderhoudsarm is. Kortom, ik word nogal lyrisch van mossen.

Vlaanderen telt momenteel 532 verschillende, waargenomen mossensoorten. Voor de bryologen onder ons: 4 soorten hauwmossen, 117 soorten levermossen en 411 soorten bladmossen. Dat aantal evolueert, want dat is eigen aan de natuur. Soorten verdwijnen en nieuwe soorten duiken op. In dit antropologische tijdperk wordt die evolutie behoorlijk gestuurd door de mens.  In de periode 1960-1980 resulteerde de zure regen die ontstond uit zwaveldioxide emissies in de verdwijning van alle mossen die op bomen groeiden. Bijsturing in de jaren '90 zorgden voor hun revival sinds 2000. De impact van een doordacht milieubeleid op biodiversiteit is niet te onderschatten. De impact van klimaatverandering en overbemesting hebben op hun beurt nu impact op de mossen die op de bodem groeien. 89 van de 117 levermossen staan zo op de rode lijst. 

Mossen staan wellicht meer dan oorspronkelijk gedacht mee aan de oorsprong van ons eigen bestaan. De eerste mossen koloniseerden barre omstandigheden op het hand. Door fotosynthese steeg de hoeveelheid atmosferische zuurstof snel. Tegelijkertijd daalde de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer. Dit resulteerde in een serie ijstijden met uiteindelijk de vorming van ijskappen op de Noord en Zuidpool. Zo lagen de mossen, samen met de cyanobacteriën en vervolgens andere lagere planten aan de basis van een wereld waarin het huidige klimaat kon ontstaan.

Mossen zijn doorgedreven innovatoren, met een strategie gericht op een sterke customer intimacy. Ze integreren steeds meer functionaliteiten om in te spelen op de behoeften van hun klanten en partners. Ze zijn de natuurkundige smartphone die beschikt over een reeks van applicaties die gratis legio ecosysteemdiensten verstrekken. In de eerste plaats geven ze leven aan vele kleine soorten zoals spinnen,  insecten, wormen en andere kleine dieren.  Als je een mostapijt in losse blokjes door elkaar ziet liggen, is het gesloopt door een hongerige vogel op zoek naar al dat lekkers. Muizen zijn dan weer verzot op de sporenkapsels. Hun vermogen om water vast te houden heeft enorm veel impact op andere planten in tijden van droogte. Maar ook de homo sapiens is een klantensegment waar ze veel innovaties op richten. Hou je vast:


  • Veenmos bestaat uit afgebroken moslagen en wordt nog steeds in bepaalde regio's geoogst om als brandstof te gebruiken.
  • Datzelfde veenmos werd tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikt als geïmproviseerd verband. Het vermogen om vocht vast te houden, gecombineerd met een antiseptische werking en een zekere mate van demping die het biedt, maakte het tot een waardevol medisch hulpmiddel op het slagveld.
  • Mossen kunnen vlot tot 20 keer hun gewicht aan water absorberen. Daardoor gebruikte men ze vroeger als eenvoudige brandblussers om kleine branden in de kiem te smoren.
  • Datzelfde vermogen om water vast te houden maakt mossen ook tot ideale buffers van water. De beste manier om insijpelend vocht in je kelder te bestrijden is misschien wel zorgen voor een dik mostapijt rond je woning.
  • Doordat ze water vasthouden, kunnen ze dat ook vrijgeven in periodes van droogte. De bodem blijft dus veel langer vochtig en mossen zijn dus ideale bestrijders van de gevolgen van droogte.
  • Meer nog, ze helpen door hun dichte groei bodemerosie voorkomen.
  • Mossen zijn ook onderzocht voor gebruik in waterfiltratiesystemen omdat ze onzuiverheden uit water helpen verwijderen.
  • Mossen zijn een natuurlijke isolator, waar ze in arctische gebieden dankbaar gebruik van maken.
  • Mossen halen hun voedingsstoffen rechtstreeks uit de lucht en neerslag en zijn daardoor hypergevoelige biosensoren om de luchtkwaliteit te monitoren. Het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO) verricht onderzoek naar de verspreiding van stikstof, zware metalen en microplastics op basis van mosstalen.
  • Mossen spelen een rol in de koolstofcyclus. Ze nemen koolstofdioxide op uit de lucht en slaan het op in hun weefsels. Ze bestrijden dus mee broeikasgassen in de atmosfeer.
  • Onderzoek toont meer en meer ook de rijkheid van mossen aan als producent van bioactieve componenten zoals flavonoïden en terpenoïden met toepassingen in cosmetica, bio-herbiciden en -fungiciden. Odisee hogeschool voert onderzoek naar dergelijke toepassingen.
  • Veel mensen zeggen dat ze rust vinden in een Japanse tuin door de sereniteit die zo'n tuin uitstraalt. Het is geen toeval dat mos zeer prominent aanwezig is in zo'n tuin.

No more words needed. Als je een gazon hebt, weet dan dat er een systemische innovator in zit die je met verwondering mag koesteren…

woensdag 17 januari 2024

Wat een beboterde kat me leert over innovatie...

(c) Dall-E
(c) Dall-E

Laat me meteen duidelijk zijn: wij heb thuis zelf geen kat. Niet dat ik iets heb tegen één van de geprivilegieerde huisdieren van de mens. In vergelijking met een hond is zo'n kat toch de wielrenner onder de huisdieren. Vallen, opstaan en weer doorgaan. Een hond daarentegen, is eerder een voetballer. Vallen, kermen en blijven liggen om aandacht te vragen. Vorig jaar vond een taxichauffeur na een rit van een 800 km een kat achter de grille van zijn wagen. De kat, die maalde er niet om. Een gratis lift moet ze gedacht hebben. Zo'n kat heeft gemiddeld genomen, laat ons eerlijk zijn, meer talenten dan een hond. Daar kan die laatste ook niet veel aan doen. Moest Pavlov zijn experimenten gedaan hebben met een kat ipv een hond, is het niet zo zeker of er wel een Pavlov effect was.  Het is ook niet voor niks dat het internet en bij uitstek sociale media overspoeld worden met kattenfilmpjes. Katten die de strafste stoten uithalen, waarbij dient gezegd dat ze soms door AI worden geholpen, zoals misschien wel het geval is in dit filmpje. Je kan er niet meer zeker van zijn of het realiteit is. Maar dat ze zelfs AI naar hun hand zetten, makes my case. 

Eén ding is zeker: in vergelijking met honden zijn katten overlevers als het op grote hoogtes aan komt. Ze deinzen er niet voor terug om enkele meters naar beneden te springen. Hun bijzonder flexibele ruggengraat laat katten toe om op steeds op hun voeten te landen. Dat fenomeen, in het Engels gekend als de Cat Righting Reflex is behoorlijk wetenschappelijk ontleed om de verschillende krachten die daarbij spelen in kaart te brengen. Het blijkt een combinatie van die flexibele ruggengraat en het betere voetenspel. 

Over naar een boterham met boter. Valt die van de tafel, dan valt die geheid met de beboterde kant op de vloer. Ten onrechte benoemen we dat als de Wet Van Murphy. Dit zegt enkel dat als de kans op een fout zeer klein is, die fout zich toch eens zal voordoen als het risico maar vaak genoeg wordt gelopen. Voorbeelden genoeg uit de realiteit. Het zou evenzeer te maken kunnen hebben met een onbalans in de massaverdeling van zo'n boterham, zeker als je de boter dik smeert. Maar evengoed heeft het te maken met hoe de boterham zijn valbeweging inzet. 

Het bracht een 'wetenschapper' in het verleden op het geniale idee om op de rug van een kat een beboterde boterham te binden.  Hypothese was dat de kat boven de grond zou blijven ronddraaien, omdat 2 fysische dynamieken mekaar opheffen. Het resultaat is ook hier voorspelbaar: de kat wint het pleit.  

Zo'n kat met een beboterde boterham op haar rug, lijk absurd en dat is het uiteraard ook. Juist in de absurditeit zit dan toch weer het inzicht dat onverwachte combinaties tot nieuwe inzichten en oplossingen kunnen leiden. Het combineren van verschillende disciplines kan tot baanbrekende concepten leiden die anders nooit zouden ernstig genomen worden. Dat SpaceX erin slaagt om herbruikbare rakketten te maken die mooi op hun 'pootjes' landen, geeft bijvoorbeeld een volledig nieuwe impuls aan de ruimtevaart. Dat jij als kmo bedrijfsleider misschien wel de basisassumptie onderuit haalt in je sector dat het dominante business model er één is van productie, verkoop en afvoer als afval kan evengoed een voorbeeld zijn van onverwachte combinaties, ook in samenwerkingen. 

Ook katten hebben natuurlijk hun beperkingen als het bekende speelveld verandert. Om in de ruimtevaartsfeer te blijven: tests in gewichtloosheid tonen aan dat katten dan de rotatiebeweging om zich met hun kop en voeten naar beneden te oriënteren, niet (kunnen) maken. Dit filmpje is een klassieker op dat vlak. Wetenschappelijk interessant, dat zeker. Het toont misschien vooral aan dat zo'n kat zich ook niet moe gaat maken als het niet nodig is...