woensdag 3 mei 2023

Wat de tolerantie paradox van Potter me leert over innovatie...

“Robots zullen ons nooit vervangen, wat de bazen ons ook willen wijsmaken” versus “we kunnen het misschien vragen aan ChatGPT”. Twee uitspraken opgetekend op 1 dag. De eerste uit de pers, de tweede tijdens een repetitie met een harmonie waarvoor bij een concertstuk nog wat introtekst moest voorzien worden. Het tweede leert me dat ChatGPT en andere 'large language models' bijdragen tot het tastbaar maken van generatieve AI voor een groot publiek. Binnen 2 maanden na de lancering waren er 100 miljoen gebruikers van ChatGPT. De eerste uitspraak leert me dat die tastbaarheid niet noodzakelijk de tolerantie voor de mogelijke toepassingen van AI verhoogt in de maatschappij. De digitale transitie komt er niet door technologie alleen. 

Tolerantie en maatschappij in één zin, dat brengt je al snel tot Karl Popper. Deze Oostenrijks-Britse filosoof is een van de grote wetenschapsfilosofen van de 20e eeuw. De man is ondertussen al bijna 20 jaar gestorven, maar hij was zo slim om ons een paradox achter te laten.  Dat is een nalatenschap dit nogal eens blijft plakken. Popper beschreef in 1945 de paradox van intolerantie in zijn boek “De open maatschappij en haar vijanden”. Dat was allicht niet toevallig vlak na de Tweede Wereldoorlog.  Hij beschrijft daarin dat een tolerante samenleving zichzelf moet verdedigen tegen intolerantie om tolerant te blijven. Anders gezegd: om een samenleving tolerant te houden, moet deze soms noodgedwongen beperkingen opleggen aan de uitingen van intolerante ideeën en acties.

Dit lijkt paradoxaal, omdat tolerantie juist draait om het accepteren van diversiteit en het respecteren van verschillende meningen en overtuigingen. Popper betoogt echter dat als intolerantie vrij spel zou krijgen, dit uiteindelijk de tolerantie zelf zou kunnen vernietigen. Tolerantie betekent dus volgens hem niet dat alles moet worden geaccepteerd. Deze paradox van intolerantie blijft een herkenbaar dilemma in onze moderne samenleving. Het is een paradox die de kop opsteekt in discussies over vrijheid van meningsuiting, maar ook op niveau van de democratie zelf. Als de democratie tolerant is voor extremen, kunnen die de macht overnemen en de democreatie zelf in vraag stellen. Het is een paradox die ook misbruikt wordt om minder inclusieve wereldbeelden te rechtvaardigen. Om nog maar te zwijgen over het verspreiden van 'fake news' en allerhande complottheorieën? Zeker nu de grens tussen realiteit en fake alsmaar moeilijker te achterhalen is.

Ook bij innovatie is de tolerantie paradox niet ver weg. Innovatie vraagt tolerantie op verschillende manieren. Om te beginnen in het innovatieproces zelf. Het vraagt vaak samenwerking tussen mensen en organisaties met verschillende achtergronden en vaardigheden. Door diversiteit te omarmen en intolerantie tegen te gaan, kan je bij innovatie een bredere reeks ideeën verkennen en potentiële blinde vlekken verminderen. Het dwingt je vaak je eigen aannames en denken in vraag te stellen. Mogen falen is daarbij een inherent onderdeel van het innovatieproces. In een tolerante omgeving wordt falen geaccepteerd als een leerervaring en dus niet bestraft. Autocratische regimes zijn vaak zeer effectief in het opschalen van bestaande productiesystemen, maar veel minder in het radicaal vernieuwen ervan.  

Innovatie vraagt ook tolerantie in haar toepassing. Nieuwe oplossingen gaan niet zelden gepaard met het uitdagen van bestaande normen en overtuigingen, een noodzaak tot wijziging van gedrag en het kunnen omgaan met onzekerheid en risico's. Een maatschappij die tolerant is om innovaties toe te laten, biedt ruimte voor vooruitgang en het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. Maar, en dan steekt de paradox van Popper haar vinger op: als er een ongebreidelde tolerantie is voor innovatie, kan dat ook leiden tot een bedreiging van het level playing field voor verdere innovaties. De snelheid waarmee bepaalde platformen door innovatie en schaling aan kracht winnen is in het verleden al vaak geresulteerd in discussies over de nood tot regulering. Het zal met de recente doorbraken in generatieve AI niet anders zijn. Het potentieel van de technologie om ons te helpen in het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen is enorm. Het ondoordacht vrij spel geven aan nieuwe innovaties kan echter zorgen voor een maatschappelijke weerstand die verdere ontwikkelingen bemoeilijkt. Bij innovaties die jobs weg automatiseren is het iets moeilijker om tolerantie te vragen dan bij innovaties die jobs werkbaarder maken. Het beeld van een Frankenstein die tot de ondergang van zijn schepper leidt, is in het eerste denkbeeld nooit veraf. Dezelfde innovaties worden afhankelijk van het perspectief voorzien van beide labels: maatschappelijk veelbelovend én bedreigend.

Afgelopen weekend stelde Kurt Van den Berghe, de directeur-generaal Klimaat bij de Europese Commissie, dat de uitdaging bij de klimaattransitie vooral het vermijden van een sociale revolutie is. Een hoge tolerantie voor innovatie is nodig in onze maatschappij, maar zonder flankerende maatregelen die mensen vertrouwd maken met nieuwe digitale en/of duurzame technologie, kan een te ruime tolerantie voor ongebreidelde innovatie zonder flankerend beleid ook de achilleshiel worden voor de transitie. Het gaat dan niet bepaald over het risico op het uitroeien van de mensheid. Laat dat maar over aan sciencefiction schrijvers. Het gaat wel over actuele uitdagingen zoals ingebouwde bias in AI algoritmes, de risico's op het schenden van privacy en intellectuele eigendom. Ik hoop dat de EU een goede middenweg vindt tussen volledige tolerantie en doorgeslagen intolerantie...