donderdag 26 oktober 2017

Wat armoede me leert over innovatie...

Waarom nemen arme mensen zo veel domme beslissingen in hun leven? Meer provocerend kan je een blogbericht allicht niet beginnen. Het is nochtans een vraag die een week na17 oktober, de dag van de armoede,  wel eens aan bod mag komen. We leven per slot van rekening in een tijd waar individuele verantwoordelijkheid om kansen te grijpen en zelfredzaamheid hoog ingeschat wordt.  Op zich is daar niks mis mee. Mensen moeten aangemoedigd worden om initiatief te nemen om hun leven zelf in handen te nemen en samen een maatschappij uit te bouwen die gewapend is voor de uitdagingen van de toekomst.  Die uitdagingen worden niet in het minst bepaald door schaarste. Energie, grondstoffen, arbeidskrachten, filevrije wegen, tijd, euro's...schaarste is een dominant begrip in de dagelijkse persberichten en in wandelgangen van veel organisaties. Al sinds oudsher is schaarste een enorme drijvende kracht voor innovatie. 'More with less' is in veel sectoren een credo dat sterk ingebakken is. Meer energie per eenheid gewicht voor batterijen, meer output per m² voor machinebouwers tot meer ingepakte dozen per dag voor chocoladebedrijven ala Tytgat Chocolat. Zolang schaarste niet absoluut wordt, wat dan bv. resulteert in hongersnoden, is het een drijver voor vooruitgang en innovatie.

De laatste jaren duikt er evenwel een ander soort van onderzoek op naar schaarste: de psychologische. Vooral de Amerikaanse professor Eldar Shaffir is daarbij één van de leidende stemmen. Uitgangsvraag: wat gebeurt er als schaarste bezit neemt van de geest? Conclusie: mensen handelen op een andere manier als ze een gevoel van gebrek hebben. In de economie is per definitie alles schaars. Ja, er bestaat zoiets als vrije goederen, waarvoor je geen productiemiddelen moet opofferen om ze te produceren. Lucht bijvoorbeeld zou je daaronder kunnen catalogeren. Of zuivere lucht nog een vrij goed is of blijft? Naargelang de locatie ga je er een ander antwoord op krijgen. Schaarste loert dus ook voor historisch vrije goederen om de hoek. Shafir stelt dat schaarste in de geest leidt tot korte termijn denken. Arme mensen slagen erin op op korte termijn hun overlevingskansen te optimaliseren. Net zoals de overwerkte CEO er goed in slaagt om de kortetermijndoelstellingen van een bedrijf te realiseren. Die focus op de acute problemen, hypothekeert echter enige aandacht voor de langere termijn.

Schaarste in de hersenen resulteert dus in een soort tunnelvisie richting het schaarsteprobleem. Shafi gebruikt de metafoor van beperkte bandbreedte.  Ondanks alle cursussen rond time management verlegt de aandacht zich naar wat vandaag zeker afgewerkt moet worden en niet op wat morgen best gedaan wordt. In een organisatie is dat een watervalsysteem van de grote baas naar de ganse organisatie: iedereen is bezig met de waan van de dag. Enkele jaren terug verrichten Amerikaanse onderzoekers experimenten. Mensen werd een probleem voorgelegd: zouden ze bij een reparatie van 150 EUR het bedrag meteen betalen, lenen, wat harder werken of de reparatie uitstellen. Het zelfde werd gevraagd voor een bedrag van 1500 EUR.  Ondertussen werden ze blootgesteld aan cognitieve testen. Bij het lage bedrag werd er geen verschil gezien tussen arm en rijk. Bij het hogere bedrag scoorde de arme populatie behoorlijk slechter op de tests. De experimenten werden herhaald gedurende één jaar met Indiase suikerrietboeren. Die krijgen 60% van hun omzet op één moment in het jaar, waardoor naargelang het jaar vordert, hun armoede toeneemt. De experimenten illustreerden dat binnen een zelfde populatie het cognitief vermogen daalde naarmate de armoede toenam.

Vraag is natuurlijk: hoe zorg je dat je voldoende bandbreedte behoudt als je rekenvermogen continu ingenomen wordt door acute problemen.  Shafir geeft daar niet echt eenduidige antwoorden op.  Dat is dan weer de luxe van de wetenschapper die zijn bandbreedte maximaal kan gebruiken voor probleemanalyse.  Clou is om een context te creëren waarin er meer bandbreedte komt voor toekomstdenken en verandering. Actief deelnemen aan netwerken is daarbij voor bedrijven zeker een nuttige strategie. Niks mis met de ad hoc borrel op een of andere receptie. Meerwaarde uit netwerken komt er echter door meer gericht samenwerkingen op te zetten, bv. ook binnen een context van open innovatie. Een nieuwe oproep om in Vlaanderen Innovatie Bedrijfsnetwerken op te zetten, bied je als bedrijf alvast de kans om je bandbreedte in de toekomst te verhogen...

woensdag 18 oktober 2017

Wat het Infinite Monkey Theorema me leert over innovatie...

Er zijn drie soorten leugens: leugens, grotere leugens en statistieken. Het is een quote die elke politicus best uit zijn mouw kan schudden als een of andere statistische analyse zijn beleid in diskrediet dreigt te brengen. Het woord statistiek is niet zo maar afkomstig van het Latijnse statisticum collegium wat zo veel wil zeggen als 'les over staatszaken'. Zeker is dat de statistiek de onzekerheid of beter gezegd de onnauwkeurigheid van de verkregen informatie probeert in te schatten. Niet voor elk soort informatie biedt statistiek dus een meerwaarde. Er was bijvoorbeeld weinig statistiek nodig om te weten dat het examen statistiek van Professor Theo Van de Water zaliger een buisvak was in de kandidaturen bij de KULeuven.

Innoveren gebeurt meestal wel met enkele onzekere variabelen. Is die techniek echt wel geschikt voor onze toepassing? Staat de markt open voor een nieuwe aanpak? Zullen mijn verkopers in staat zijn om een dienst te verkopen in plaats van een product? Volstaat ons werkkapitaal voor de beoogde marktuitbreiding?  Veel vragen en meestal slechts beperkte informatie om die vragen te beantwoorden. De vraag is dus: hoe om te gaan met die onzekerheid? Geen nood, de statistiek brengt raad via optie-analyse. Opties, vooral bekend uit aandelenland, zijn een recht (dus geen verplichting) om een bepaalde actie in de toekomst te ondernemen. Waar het bij aandelen draait om een aankoop- of verkooprecht, is de mogelijke actie in het bedrijfsleven eerder gekoppeld aan het uitvoeren, uitstellen, annuleren, uitbreiden...van een project. Het woord business case wordt dan meestal in de mond genomen. Deze blog ambieert geen opleiding Optieanalyse te geven, dus voor de beginselen verwijs ik u graag door naar gespecialiseerde kanalen.

Aanleiding voor deze blog was een radiointerview waarin iemand de stelling van de eindeloos typende apen aanhaalde, beter bekend als 'the infinite monkey theorem'. Basisstelling bij dit theorema is dat - als men maar lang genoeg wacht - een aap die in willekeurige vorm letters typt op een typemachine het werk van William Shakespeare kan reproduceren. Deze stelling hebben we te danken aan de statistiek. Boeiend toch, dat vakgebied. Als we even uitgaan van een eenvoudig toetsenbord met 30 toetsen, is de kans dat de aap de eerste letter juist typt 1/30. De kans dat hij de eerste twee letters goed typt is (1/30)(1/30)... Reken zo door en je weet: de kans dat de aap MacBeth uit zijn losse pols schudt kan nooit nul zijn. Tot hier de bijdrage van de statistiek. Testen met echte apen resulteerden niet in een hoogstaand literair werk. Omdat de steekproef niet groot genoeg was zouden fervente statistici kunnen inbrengen, maar ongetwijfeld ook omdat de apen geen random gedrag vertoonden. Bij sommige tests werd het toetsenbord gemolesteerd. In andere gevallen werd de aandacht van de aap getrokken door één lettertoets die vervolgens 5 bladzijden lang werd aangeslagen. In sommige middens zou dat allicht als hoogstaande kunst gecatalogeerd worden.

Van apen naar teamleden is biologisch gezien niet zo'n grote stap. Ook teamleden vertonen geen random gedrag. Gelukkig maar. Innovatieprojecten zijn dus ook niet te vatten in statistische modellen. Gelukkig maar. Maar dat neemt niet weg dat hopen op innovatiesuccessen in lijn met het Infinite Monkey Theorem al even naïef is. Het goed inschatten van risico's en kansen maakt dus best deel uit van het innovatieproces. Dat mag maar hoeft niet noodzakelijk met een optie-analyse. Voor kmo's verhoogt een goed verrichte risico-analyse, bv. door een aantal assumpties te valideren, al sterk de kans op succes...

woensdag 4 oktober 2017

Wat een holbewoner me leert over innovatie...

Een van de boeken die momenteel mijn hersenen verwennen, is 'Reis naar de toekomst' van Michio Kaku. Deze 70 jarige Amerikaanse theoretisch natuurkundige heeft een belangrijk deel van zijn wetenschappelijke carrière geïnvesteerd in onderzoek naar 'de theorie van alles' of 'unificatietheorie' die de verschillende fundamentele modellen van de natuurkunde verenigt in één allesomvattend model.  Zelfs Einstein is daar niet in geslaagd en het lijkt er op dat ook Kaku in het zand zal bijten. Neemt niet weg dat de mens, die in zijn vrije tijd ook futurist is, er in slaagt om complexe zaken helder voor te stellen zoals ook nieuwe inzichten in het brein. Een aanrader.

Kaku gaat in dit boek in op het fenomeen dat we de adsorptiesnelheid van nieuwe technologie overschatten en vooral ook de impact van nieuwe technologie op het verdwijnen van bestaande. Voorbeelden zijn er legio. Het papierloos kantoor is perfect mogelijk, maar papierverbruik zit nog steeds in de lift. Winkelcentra zouden bankroet gaan, omdat alles on-line zou worden besteld. Kantoren zouden leeglopen omdat iedereen van thuis uit zou werken. Ik neem deze drie voorbeelden omdat ze 20 jaar terug werden geprojecteerd op de periode waarin we nu leven en ze nu weer worden aangehaald voor de periode 2025-2030. Als je dagelijks geconfronteerd wordt met nieuwe technologie, is een extrapolatie van al dat moois naar een nieuwe maatschappijbeeld een aanlokkelijke gedachte. Alleen merk ik, dat als ik bij familie en vrienden aanklop met een toekomstbeeld waarin de job van een arts binnen 15 à 20 jaar sterk veranderd is en voor een belangrijk stuk door technologie is vervangen, te horen krijg: "zo snel zal dat niet veranderen. Dat zeiden  ze van de ... ook."

Kaku noemt dat het holbewonersprincipe. De moderne mens bestaat zo'n 100 000 jaar. Als je iemand uit die periode zou scheren en wassen en in een driedelig pak in de Europese Wijk zet, zal niemand het verschil merken. Onze diepere (primitieve) verlangens en persoonlijkheden zijn allicht op die 100 000 jaar niet zo erg sterk veranderd. Op het moment dat er tussen die verlangens en nieuwe technologie een conflict ontstaat, winnen de verlangens het pleit. Tastbaarheid is daar bij een belangrijke: 'zien' wint het dus altijd op 'van horen zeggen'. Een concert bijwonen is dus iets anders dan eentje via live streaming volgen op youtube ook al is dat in HD-kwaliteit. Een fysieke ontmoeting tussen mensen biedt soms meer voldoening dan een videoconferentie, ook al bespaar je daarmee uren tijd. Je kan via internet of met een oculus de Eiffeltoren vanuit alle hoeken bekijken, maar dat is niet hetzelfde als er  echt opstaan. Een universitair diploma wordt door veel werkgevers nog steeds hoger ingeschat dan één dat on-line werd behaald. Het holbewonersprincipe stelt dat we liefst alles willen, maar als we echt moeten kiezen verkiezen we 'high touch' boven 'high tech'. Het invullen van de behoefte is dus veel belangrijker dan de technologie. De enige manier om de adoptiesnelheid te verhogen is dus door de technologie onzichtbaar te maken. De contradictie zit erin dat daarvoor de technologie steeds slimmer moet worden - termen als machine learning en artificiële intelligentie zijn dan nooit veraf - en dat net dat dan weer als een bedreiging wordt gezien.

Essentieel bij overleving van holbewoners was om in de gratie te vallen binnen de stam en de eigen positie te versterken. Een van de manieren om dat te realiseren was het verspreiden van informatie en niet in het minst roddels over de leiders. Dat sociale media als technologisch platform door een groep gebruikers meer en meer gebruikt worden om die primitieve behoefte in te vullen, was dus enigszins voorspelbaar...