Win-win:
het is de voedingsbodem voor het opzetten en in stand houden van succesvolle en
duurzame samenwerkingen. Als er geen duidelijk gemeenschappelijke visie en
doelen kunnen gedefinieerd worden, verzandt een samenwerking al snel in
politieke spelletjes. Dat is bij het opzetten van samenwerking rond innovatie
niet anders. De nood aan innovatie wordt door elk bedrijf met groeiambities
serieus genomen. Het besef dat mee evolueren met de snel veranderende
marktnoden en nieuwe technologie meer samenwerking vraagt, dringt wat trager door, maar er is een kentering. Alleen loopt
het vaak nog mis in het opzetten van de samenwerking zelf. Dat is vaak het gevolg van een slecht verwachtingenmanagement, maar ook van een gebrek aan inzichten
in nieuwe samenwerkingsvormen. Een boek dat pretendeert om praktische
instrumenten aan te reiken voor het opzetten van innovatieve samenwerkingen
heeft mijn aandacht. Piet Verhoeve en Helga Deschrijver hebben als ervaringsdeskundigen binnen het ICON programma van imec (vroeger iMinds) ook recht van spreken. Kortom, genoeg triggers tot lectuur in een tijd dat juist die tijd nogal schaars is.
Het
boek steekt van wal met een aantal win-winstrategieën:
- Gebruik de kracht van het maagdelijke oog: geen
enkele organisatie die al enige tijd actief is in een markt is vrij van blinde
vlekken. Een maagdelijke blik op de organisatie via een externe blik met een
andere achtergrond biedt nieuwe inzichten. Dat kan erg laagdrempelig, bv. via
een student, een nieuwe medewerker of bv. via de samenwerking met een externe
partner als het Innovatiecentrum.
- Denk verder dan je eigen discipline: innovatie
wordt immers steeds meer een multidisciplinair verhaal en weinig organisaties
hebben nog de ruimte om alle disciplines zelf op te bouwen. Samenwerking met
een designbureau of iemand uit een andere (bv. creatieve) sector kan soms tot
totaal nieuwe concepten met potentieel leiden.
- Zie de opportuniteiten in de waardeketen: elke
innovatie kan immers op weerstanden stuiten in de waardeketen, bv. als je de
winstmarge van een distributeur bedreigt. Zoeken naar partners in de
waardeketen is dus zeker zinvol. Een mooi voorbeeld zie je in
samenwerkingsverbanden met de nieuwe koeriersdiensten die mikken op de last
mile.
- Denk breder dan de waardeketen, soms ook wel
eens ecosysteem-denken genoemd. Je stapt daarbij af van de klassieke
waardeketen en zet een partnership op met totaal nieuwe spelers. Denk dan aan
het woonzorgcentrum dat een samenwerking met een Smart Mat zou opzetten om
bewoners toe te laten samen met de bezoekende familie een maaltijd te bereiden. Ecosysteem denken vraagt, letterlijk in dit geval, out-of-the-box denken.
- Ken en begrijp de eindgebruikers om te vermijden
dat je innoveert in functie van noden die er niet (meer) zijn.
- Innoveer samen met gebruikers binnen bv.
proeftuinomgevingen
- Co-investeer in innovatie zoals het consortium
rond Patient Room of the Future realiseerde. Gemeenschappelijke
onderzoeksprojecten die voor elke partner kennis opleveren die verder
vermarktbaar is, zijn een ander voorbeeld.
Elke samenwerking start best met het definiëren van duidelijke
doelstellingen. Dat is geen stap zonder hindernissen, maar hij is wel cruciaal.
Het boek reikt enkele inzichten aan:
- Samenwerken is niet hetzelfde als meewerken om
een misverstand uit de wereld te helpen. Meewerken impliceert een bijdrage tot
het realiseren van een doel zonder evenwel zelf impact te hebben op het bepalen
van het doel. Er is dus sprake van een dominante partner(s) die het doel
vastleggen. Bij echte samenwerking wordt het doel in volle transparantie
vastgelegd tussen de partners.
- Leg de win-winnovatieruimte vast. Bij
innovatiesamenwerking is een groot deel van het af te leggen traject
onduidelijk. Het gemeenschappelijk definiëren van doelstellingen is dan
essentieel, want anders riskeer je dat iedereen zijn eigen doelstellingen zit
na te streven en wordt mogelijke synergie eerder tegenwerking. Clou is dat niet
alle partners identieke doelstellingen voor ogen moeten hebben, maar de
doelstellingen moeten wel gealigneerd zijn met mekaar. Dit vergt een
stappenproces:
- weet
wat je zelf wil: must-haves, nice-to-haves, no-go’s waarbij de lijst van no
go’s best zo klein mogelijk is
- sta
open voor de anderen: uitgangsscenario is dat elk verwachtingspatroon
bespreekbaar moet zijn
- bepaal
gealigneerde doel: zorg voor voldoende must-haves voor elke partner en bepaal duidelijk de no-go’s voor elke partner. Beste aanpak is om de doelstellingen
van alle partijen op te lijsten en per partner te bepalen of die doelstelling
een must-have, nice-to-have of no-go of niet-relevant is.
- evalueer
en verbeter: de meerwaarde voor elke partner moet duidelijk zijn
- Definieer doelstellingen en verwachte resultaten
in functie van de verschillende stakeholders van elke partner
- Gebruik de ‘innovation binder’ als lakmoesproef
vertrekkende vanuit de ideale eindsituatie: het ‘sunny day’ scenario. Iedereen
moet zich kunnen terugvinden in die eindsituatie.
- Expliciteer de doelen om misverstanden te
vermijden
Elke
samenwerking vraagt ook een samenwerkingscultuur, die vooral haar belang toont
bij spanningen en conflicten. Een open mindset impliceert openstaan voor
inzichten die ingaan tegen je eigen veronderstellingen en dominante mentale
model. Je kan je daar op trainen (bv. open vraag stelling + actief luisteren),
maar het vraagt in eerste instantie openheid.
Hoe
bepaal je of een partner ook een geschikte partner is? Los van
expertise-afwegingen, is het belangrijk om de overlap tussen partners in kaart
te brengen. Elke organisatie heeft een groep kernactiviteiten en daarrond
interessedomeinen waar men (nog) niet actief is. Als de kernen van organisaties
overlappen is een samenwerking niet evident door concurrentieafwegingen, maar toch niet onmogelijk, bv. indien
ze actief zijn in verschillende geografische markten of bij pre-competitief
onderzoek. Als organisaties totaal geen raakvlak hebben is samenwerking rond
innovatie erg moeilijk. Ideale omstandigheden zijn overlap tussen de interessedomeinen
buiten de kern. Uiteraard is het ook belangrijk om partners te selecteren,
rekening houdend met je eigen SWOT analyse. Imec hanteert al langer het NABC
(Needs, Approach, Benefit en Competition) model om een business kans (en dus
ook samenwerkingskans) vanuit het perspectief van de klant te bekijken.
Onderzoek
naar samenwerkingen en partners illustreert dat ook hier een dominant
hiërarchisch model niet zo effectief is. Partners gaan zich immers in zo’n
geval terugtrekken in hun rol en het eindresultaat zal nooit meer zijn dan de
som van de onderdelen. Een variabele dominantie coalitie is een beter model. Het
boek geeft verder nog meer toelichting omtrent de aanpak op eindgebruikers te
betrekken en welke profielen juist.
The
proof of the pudding is in the eating, dus eens een samenwerking is opgestart,
hou je best een aantal dingen in het oog:
- Besef dat win-winnovatie een proces is: teams
die opgebouwd zijn uit mensen uit verschillende organisaties, worden
geconfronteerd met verschillende hiërarchieën en allicht zelfs verschillende
bedrijfsculturen. Duidelijke processen zijn dan bij uitstek belangrijk om
iedereen mee te krijgen en aan boord te houden. Vergaderproces, beslissingsproces,
projectopvolgingsproces, communicatieproces (intern en extern), kennisdelingsproces…zijn
best voor iedereen helder en breed gedragen.
- De gouden driehoek time-scope-resources geldt
ook voor innovatieprojecten:
- Opleverprojecten:
scope ligt vast (resultaatsverbintenis), er is speelruimte met timing en
resources als de datum kan verschoven worden, er is enkel speelruimte met
resources als ook de timing vastligt
- Innovatieprojecten:
het vastleggen van gedetailleerde projectresultaten is vaak niet mogelijk. Er
zijn enkel doelstellingen en ambities. Meestal wordt wel het beschikbare budget
vastgelegd (middelenverbintenis). Scope en tijd zijn dan vrijheidsgraden tenzij
ook de einddatum wordt gepind. In dat geval wordt de scope van het project
bijgestuurd in functie van beschikbare budget en timing. Het uitwerken van een
projectbeschrijving werkt volgens de auteurs zeer verhelderend om het inzicht
in de win-winnovatie duidelijk te krijgen. Het is een ervaring die we als
Innovatiecentrum ook hebben.
Een breekpunt in sommige samenwerkingen is de
intellectuele
eigendom. Op zich is dat niet verwonderlijk: het eigendomsrecht is een
belangrijk gegeven en afspraken daarover zijn essentieel. Harde standpunten en
het innemen van maximale posities bemoeilijken vaak de samenwerking. Je
vertrekt daarom beter van het omgekeerde: wat wil je minimaal? Dat vraagt een
duidelijk aflijning van de beoogde toepassing en de beoogde markt.
Samenwerken moet je leren. De beste manier om te leren is
door het te doen en door dat doen te monitoren. Daarbij maak je best een
onderscheid tussen het behalen van de projectdoelen (bv. prototype
gerealiseerd) en je bedrijfsdoelen (heeft dat prototype uiteindelijk geleid tot
een beter toestel en meer verkoop). Verder monitor je best ook het
samenwerkingsproces. Monitoring omvat hoe dan ook 4 stappen:
- Verwachte meerwaarde voor alle partners
duidelijk maken
- Verwachte projectresultaten helder maken
- Startpunt bepalen
- Indicatorenset vastleggen (kwantitatief,
kwalitatief): die geeft een totaalbeeld over de bereikte doelstellingen.
Het boek geeft wat het belooft op de achtercover: een waaier
aan instrumenten en checklists om samenwerkingen bij innovatie op te zetten. Dat wordt mooi doorspekt met concrete voorbeelden, overwegend uit Vlaanderen. Dit is
geen
boek met een lange academische referentielijst, maar eentje dat pragmatisch eigen
ervaringen bundelt. Open innovatie is een complex gegeven. Het boek biedt geen
gedetailleerd recept, want maatwerk is per definitie nodig. Het reikt wel
enkele relevante basisingrediënten aan die stap voor stap de samenwerking op smaak kunnen brengen…
Wie meer toelichting wil over het boek en vragen willen stellen aan de auteur zelf, kan zich alvast inschrijven voor
dit webinar georganiseerd door het Innovatiecentrum op 8 september.