woensdag 23 oktober 2019

Wat een organisatienetwerk me leert over innovatie...

Als je een hamer bent, zie je over nagels om te kloppen, maar in een netwerk heb je een hele gereedschapskist waaruit je de beste oplossing voor de klant kan kiezen. Het is een veelzeggende metafoor om de mogelijkheden van een organisatienetwerk samen te vatten.  Veel maatschappelijke uitdagingen vragen een benadering waarbij actoren tot oplossingen kunnen komen die ze alleen nooit zouden kunnen realiseren. Ook het lanceren van innovaties vraagt steeds vaker een samenspel van organisaties. Samenwerking is daarbij meer en meer de vereiste tot meer effectiviteit, waar binnen organisaties het te vaak nog eenzijdig ingevuld wordt als een aanpak tot meer efficiëntie. Samenwerking tussen overheden, profit en non-profit, bedrijven tot zelfs burgers. Patrick Kenis en Bart Cambré schreven een boek over het wel en wee van organisatienetwerken. Meteen een inspiratiebron voor dit artikel.

Onderliggend aan organisatienetwerken is het groeiend belang van sociaal kapitaal. Het is niet (alleen) belangrijk wat je kent, maar ook wie je kent. Het is een uitspraak die niet zelden een erg negatieve bijklank heeft als hij op een doordeweekse dag over de tong gaat al dan niet nabij een lokale toog. Het woord vriendjespolitiek is dan nooit veraf. Een relationeel perspectief heeft echter ook ver van de politiek een belangrijke impact in de sociale realiteit. Het betekent meer aandacht voor de verbindingen tussen actoren eerder dan enkel aandacht voor de actoren zelf. Welke actoren zijn er in een netwerk en welke formele en informele relaties zijn er tussen hen? Onderzoek toont aan dat in bedrijven de mensen die het meest ingeschakeld worden door collega's niet noodzakelijk degene zijn met de meeste expertise. Vertrouwen en toegankelijkheid zijn eerder doorslaggevend. Verder draait het bij contacten meer en meer om wie je weet te vinden die je nog niet kent en die iets met je wil delen eerder dan enkel 'wie je kent'.

In elk netwerk zijn aanwezige relaties belangrijk, maar afwezige relaties mogelijk nog meer kenmerkend voor de aard en kwaliteit van het netwerk. Het geheel van relaties of afwezigheid ervan creëert het type netwerkstructuur. Elke actor in een netwerk heeft een sociaal kapitaal gekenmerkt door het aantal, het type en de kwaliteit van relaties. Het belang van sociaal kapitaal komt dus ook meer en meer tot uiting binnen organisaties zelf: sterk presterende medewerkers blijken vaak lid te zijn van meerdere professionele netwerken waaruit ze waarde halen voor zichzelf, maar ook voor de organisatie. Ze nemen vaak een verbindingsrol op tussen hun eigen organisatie en een externe community. Sterker wordt het nog als iemand de rol van makelaar opneemt om onafhankelijke componenten te connecteren en zo te komen tot de creatie van een groter netwerk. Mensen die nieuwe horizonten verkennen en daardoor communities met mekaar kunnen verbinden: het is een vaardigheid die waarde creëert. Ze krijgen immers informatie uit beide communities en kunnen daaruit samenwerkingskansen spotten.  In een grotere organisatie zijn wisselleren en jobrotatie vormen om dit te stimuleren.

Dat sociaal kapitaal aan belang wint is een logisch gevolg van de evolutie naar een wereld waarin iedereen met alles en iedereen in verbinding komt via een groot, distributief netwerk. Digitale technologie resulteert vaak in een marginale kost van omzeggens nul. Eigendom verliest aan belang versus toegang tot producten, diensten en zelfs productiemiddelen. Concurrentie en wantrouwen maken meer en meer plaats voor samenwerking in vertrouwen. Waardecreatie, zeker als het draait om innovatie, resulteert frequenter uit het uniek combineren van bronnen, organisaties en/of individuen. Het nieuwe aanbod wordt gecreëerd door het organisatienetwerk als entiteit. Actoren in dat netwerk zijn niet zomaar vervangbaar zoals het geval is bij reguliere onderaanneming.

Het opzetten van organisatienetwerken is geen gezondheidswandeling. Volgens de auteurs bedraagt de gemiddelde inlooptijd 3 jaar en slaagt slechts 20% van de initiatieven in hun opzet. Sleutelwoorden tot succes zijn relaties, verbondenheid, samenwerking, vertrouwen en collectieve actie en voldoende wederzijdse afhankelijkheid tussen actoren. Het doel moet complex genoeg zijn. Complex in de zin dat er geen strikte processen en procedures mogelijk zijn. Die zijn eerder contraproductief. De opvoeding van een kind is een gepaste metafoor. Het Afrikaans gezegde: 'it takes a village to raise a child' maakt de metafoor compleet. Risico's zijn er genoeg: een mogelijke cultuurclash tussen actoren, verlies aan autonomie, coördinatiemoeheid, een vertrouwensbreuk en onevenwicht in machtsverhoudingen zijn er enkele.

De auteurs geven op basis van het Britse Rode Kruis ook inzicht hoe een organisatienetwerk zich kan opbouwen rond een gemeenschappelijke uitdaging. Je splitst het beoogde resultaat (kwetsbare ouderen de kans geven om kwalitatief, onafhankelijk te leven in hun eigen huis) uit in vereiste output daartoe (bv. sociaal contact verzekeren, medicatie verzekeren, gezonde voeding garanderen,...). De output wordt gerealiseerd door een reeks activiteiten die door verschillende organisaties wordt geleverd (bv. thuiszorg voorzien, regelmatig telefonisch contact nemen,...). Erg vergelijkbaar met een klassieke projectmanagement aanpak al bij al, maar op niveau van een netwerk.

Succesvolle organisatienetwerken kenmerken zich door het maximaliseren van differentiatie en integratie. Differentie in de zin van zoveel partners betrekken als nodig om de uitdaging aan te pakken, maar ook niet meer. Integratie omvat het verbinden van de partners. De vertegenwoordigers in het netwerk moeten ook gemandateerd zijn om beslissingen te nemen.

Qua governance onderscheiden de auteurs 3 types:
  • zelfregulatie met sturing door alle actoren: nuttig bij weinig (6 à 8) actoren met een hoog vertrouwen en duidelijk doel
  • het leiderorganisatienetwerk waarbij één actor de governance opneemt en ook deelneemt in het primaire proces: nuttig als het draagvlak voor het doel niet erg sterk 
  • de netwerk administratieve organisatie waarbij een externe partij de governance opneemt: nuttig bij veel actoren en een hoge behoefte aan netwerkcompetenties
VLAIO is sinds een paar jaar gestart met de uitbouw van een VLAIO netwerk van partners, met een gemeenschappelijke uitdaging om starters en bedrijven optimaal te ondersteunen bij hun ambities tot groei, innovatie en/of transformatie. De proof of the pudding in dat netwerk  zit finaal uiteraard op niveau van een bedrijf. Acteert het netwerk als één entiteit om de noden van het bedrijf optimaal aan te pakken? Is er dus voldoende synergie qua aanbod om tussen partners het vertrouwen te versterken dat een bedrijf vaak beter af is met de ondersteuning van een andere partner? Dit boek geeft best wat inzichten om zo'n netwerk te mobiliseren richting bedrijven. Bij uitbreiding houdt het voor elke organisatie  een spiegel voor om even te reflecteren over het toenemend belang van sociaal kapitaal en deelname aan organisatienetwerken en of dat al deel uitmaakt van je organisatiestrategie, maar in the end ook persoonlijke strategie...

woensdag 9 oktober 2019

Wat een writer's block me leert over innovatie...


Een naderende deadline voor een blogartikel, veel ander werk en een wit digitaal blad. Het is een uitdagende combinatie die het laatste  jaar herkenbaar is. Voor je het weet verandert het adjectief uitdagend in angstaanjagend.  "Een weekje overslaan kan geen kwaad" is dan een gedachte die al snel terrein wint. Het afgelopen jaar is de frequentie in deze blog teruggevallen van één per week gedurende jaren naar één per maand. Wat minder dagelijks contact met ondernemers heeft duidelijk een impact op de productiviteit van de inspiratiebron. 350 bijdragen later is er natuurlijk ook al één en ander gedeeld qua inzichten en vrije associaties over innovatie. Een writer's block loert constant om de hoek om bij een geschikt moment toe te slaan. Inspiratie komt niet altijd uit de lucht vallen en soms legt een mens de lat wat hoog om inspiratie te delen. Maar zoals de Amerikaanse auteur Jackson Brown dicteert: "don't waste time waiting for inspiration. Begin and inspiration will find you."

Er zijn effectief een aantal strategieën om met een writer's block om te gaan zoals een sterkere focus op het verlagen van de drempel door jezelf te belonen voor een kleinere stap. Bijvoorbeeld die praline na de eerste paragraaf van deze blog. Een strategie die bij mij het beste werkt, is een focus op het proces in plaats van op het product. Niet altijd evident voor iemand die van origine nogal resultaatsgericht denkt. Op zich ook weer niet verwonderlijk in een maatschappij die het product centraal stelt, niet in het minst in het onderwijs. Om het met een variante op Einstein's quote over creativiteit versus rationaliteit te zeggen: 'The process of creation is a sacred gift and the product is a faithful follower. We have created a society that honors the follower and has forgotten the gift." Genieten van het creëren kortom. 

Innovatie is ook een verhaal van proces en product. Wel, eigenlijk ook met iets te veel verhaallijnen over het product. Niks mis met een succesindicator die bepaalt hoeveel geld een nieuwe innovatie in de lade brengt. It's all about the economy, stupid. Wie veel groene inkt wil gebruiken voor zijn innovatie gerelateerde succesindicatoren, verschuift nochtans beter de focus naar het proces. Medewerkers die genieten van het aanbrengen en zelf uitwerken van nieuwe ideeën: daar zit het onderscheidend vermogen van de meest innovatieve bedrijven. In een organisatie is het niet anders dan in de markt: adoptie van je oplossing door de markt is the proof of the pudding. En succes vraagt volharding, keer op keer kunnen omgaan met falen. Het product blijft belangrijk, maar een tegenvallend product resulteert niet meteen in een innovator's block. Ook bij interne veranderingen in een organisatie is dat zo. Uitgangspunt is dat medewerkers een inherente drang tot zelfontplooiing en exploratie blijven hebben. Innoveren vraagt veel veerkracht om te blijven proberen en leren. Vallen en opstaan. Het management heeft als kerntaak om een omgeving te creëren waarin die zelfontplooiing mogelijk, waarin er ruimte is om te exploreren  binnen een kader waarbinnen de veranderingen zich verbinden rond de doelstellingen en de 'purpose' van het bedrijf. Ik weet niet hoe het bij jou zit, maar zingeving voor wat ik doe, het gevoel dat de organisatie er (maatschappelijk) toe doet, is de brandstof in mijn motor. 

Slotsom van deze bijdrage: Schrijven over een writer's block is beter dan niet te schrijven. It's all about the creation process, stupid...

woensdag 25 september 2019

Van omission-neglect naar de proeftuinen industrie4.0...


Liegen mag niet, zwijgen wel. Het is een mantra dat mensen al dan niet bewust wel eens hanteren. Zwijgen is in sommige gevallen dan wel een juridisch basisrecht. "You have the right to remain silent. Anything you say can and will be used against you in court of law..." , het recht op zwijgen is niet onbeperkt. 

Het achterhouden van informatie is bijvoorbeeld een vorm van bewust zwijgen. In het Engels spreken ze in dergelijk geval van Omission of ook wel failure to act. In onze rechtspraak komt dat min of meer overeen met (schuldig) verzuim. Onze rechtspraak heeft historisch altijd zwaarder getild aan actie dan aan verzuim. Stel bv. dat je iemand wil uitschakelen en je weet dat die een dodelijke allergie heeft voor een bepaald allergeen. Wat is dan het ergste, wetende dat het allergeen voor hem fataal is: hem bewust een drankje aanbieden waarin dat allergeen zit of hem niet waarschuwen als hij zelf dat drankje bestelt. Onderzoek heeft al uitgewezen dat mensen de actie zwaarder veroordelen dan het zwijgen en nochtans is het resultaat hetzelfde. Het is maar één voorbeeld van de zogenaamde omission bias. Het is een bias waarmee we ook zelf steeds te maken krijgen bij het afwegen van keuzes. Neem bijvoorbeeld een verkoper.  Als klanten zelf een keuze maken en de verkoper weet dat het de verkeerde keuze is, maar hij kan er een mooie marge opnemen, kan hij de verkoop afsluiten. Hij zou hen kunnen proberen te overtuigen dat het product niet geschikt is voor hen, maar riskeert dan dat ze naar de concurrent stappen. Moreel zal hij dit meer aanvaardbaar vinden, dan hen bewust een verkeerd product aan te praten.

In het laatste geval zijn de kopers onbewust slachtoffer van 'omission neglect': ze zijn immers ongevoelig voor de informatie die ze niet krijgen van de koper. Ons brein hoort graag feiten, argumentatie, info...om te komen tot een beslissing. Maar het maakt op basis van die data een by-pass en sluit zich af van informatie die het niet krijgt. Dat lijkt op het eerste gezicht ook nogal evident. Je kan toch moeilijk knopen doorhakken op basis van informatie die er niet is? En toch. Churchill zei "True genius resides in the capacity of uncertain, hazardous and conflicting information." Hij was nog iets meer genie geweest als hij ook het adjectief 'unknown' had toegevoegd. Het vraagt immers een bijzonder scherpe geest om vast te stellen dat er (expliciete) informatie ontbreekt. We zijn niet allemaal Sherlock Holmes. Als hem in een bepaalde zaak de feiten werden opgesomd, vroeg hij specifiek achter het gedrag van de hond. Als de inspecteur meldt dat de hond geen abnormaal gedrag heeft vertoond, triggert dat juist zijn geest en blijkt ook dat net de cruciale informatie te zijn. De moordenaar moest een bekende zijn van de hond. De afwezigheid van een 'event' , een non-event dus, was in dit geval dus de clou tot oplossen van de moordzaak.  

Innoveren gebeurt in een omgeving waarin veel informatie beschikbaar is. Het internet is een oneindige bron aan informatie. Het bracht Mitchell Kapor, de oprichter van Lotus tot de stellingname: "getting information off the internet is like taking a drink from a fire hydrant." Teveel informatie is dodelijk. Het vinden van informatie is niet de uitdaging. Wel het filteren van de goede informatie en rekening houden met de informatie die niet expliciet aanwezig is.  Rekening houden met informatie die klanten niet zomaar prijsgeven bijvoorbeeld. Het kiezen van meetsystemen die je inzicht geven in de echte beweegredenen van klanten om je product te kopen of niet (langer) te kopen...De Sherlock Holmes variante van het belang van een non-event in de context van een start-up of lancering van een innovatie zijn niet de klanten die je product kopen en daar enthousiast over communiceren. Het zijn de klanten die je niet hoort. Daar zit vaak waardevolle info die bijdraagt aan succes.

Ook klanten zijn natuurlijk onderhevig aan omission neglect. Het maakt het betrekken van klanten in co-creatie sessies in aanloop naar nieuwe producten zo delicaat. Waardevol, zeer zeker, maar de betrouwbaarheid van co-creatie hangt sterk af van de manier waarop informatie wordt aangereikt en informatie niet wordt aangereikt aan de deelnemers. De betrouwbaarheid hangt ook af van de manier waarop informatie wordt gecapteerd van die deelnemers en hoe rekening wordt gehouden met informatie die er op het eerste gezicht niet is. Ik verwacht nog behoorlijk wat evolutie in de wetenschappelijke onderbouwing van de co-creatie aanpak, gebaseerd op de fundamenten van ondermeer experimental design. Ondertussen kan je je alvast laten begeleiden in zo'n traject, bv. door één van de diverse proeftuinen die in Vlaanderen actief zijn. Sinds mei zijn er 17 - door VLAIO ondersteunde - proeftuinen beschikbaar voor het opzetten van experimenten binnen Industrie4.0.  Gebruik ze vooral...

donderdag 4 juli 2019

Wat buxusmotten en processierupsen mij leren over innovatie...

Een blik op de krantenkoppen afgelopen week: De oneindige strijd tegen de processierups". "Overlast processierups bereikt hoogtepunt". "Leerlingen blijven thuis door processierupsen". "Werchter festivalweide deels ontruimd door processierupsen."  Wie een paar weken het land uit was ontging het misschien, maar de eikenprocessierups is dus aan een opgang bezig.  Tot voor einde van de 20ste eeuw was ze eerder onbekend in onze contreien. Maar sinds dat moment is haar verspeiding gestaag toegenomen met piekjaren zoals dit jaar er één is. Die rups is nazaat van de eikenprocessievlinder, een nachtvlinder die in september eieren dropt in de toppen van vooral zomereiken. In het voorjaar komen de rupsen uit en doen ze zich tegoed aan een rijkelijk buffet van jonge eikenbladeren. Je ziet ze vooral 's nachts als een processie aan rupsen zich verplaatst. Vandaar de naam ook. Overdag hangen ze meestal gericht op de zuidkant in een cocon van gesponnen vervellingshuiden en brandharen. Dat ze de zuidkant verkiezen is geen toeval: ze houden wel van wat warmte.  Een warmer voorjaar is dus een godsgeschenk. De rups vervelt een aantal keren en na verloop van tijd komen daarbij de brandharen vrij. De brandharen hebben venijnige weerhaakjes en injecteren een portie mierenzuur in de menselijke huid bij contact met irritaties tot gevolg. De haren blijven zo'n 5 à 7 jaar actief. Dat resulteert natuurlijk in een gecumuleerde toename van het risico. Gelukkig hebben de rupsen natuurlijk predatoren, zoals mezen die hier normaal talrijk aanwezig zijn. Die eten niet enkel graag de rupsen, maar zelfs ook de poppen.

Een tweede blik op de krantenkoppen afgelopen week: "Jonge mezen sterven massaal'. "Opnieuw een rampenjaar voor de mezen". "Meer dan 4500 dode mezen geteld". Wie het moest ontgaan zijn, het gaat niet goed met de mezen. Hoewel het oorzakelijk verband nog te bewijzen is, er loopt daartoe onderzoek, lijkt het bestrijden van de buxusmot minstens een deel bij te dragen tot het reduceren van de populatie. Nederlands onderzoek wijst in elk geval al op de aanwezigheid van hogere concentraties bestrijdingsmiddelen in dode mezen in bewoonde omgeving in vergelijking met mezen die in natuurlijk bosomgevingen leven. Mezen zijn verzot op de rupsen van de buxusmot, natuurlijke bestrijders dus. Wat ze helaas niet kunnen inschatten is of die rupsen een bestrijdingsmiddel achter de (figuurlijke) kiezen hebben. Zelfs middelen met het predicaat biologisch, zijn niet per definitie onschuldig voor de mezenpopulatie. Er is veel in de biologie dat niet per definitie onschuldig is voor de mens ook.

Ecosystemen kenmerken zich door een dynamisch evenwicht. Meer prooidieren resulteert in meer roofdieren waardoor de populatie aan prooidieren terugvalt en daarmee ook weer die van roofdieren. Dat geldt voor groot - zonder natuurlijke vijand als de wolf krijgen we een overpopulatie aan everzwijnen - en klein. De mens is echter in staat om dat dynamische evenwicht te verstoren als dominante speler in het ecosysteem. Hij beschikt over dusdanig veel informatie en data vertaald naar kennis dat hij elk onderdeel van het ecosysteem gericht kan viseren. Correctie, gericht is de verkeerde term. Om een rups te bestrijden, gebruiken we bestrijdingsmiddelen die de natuurlijke bestrijder verzwakt waardoor vervolgens een andere rupsensoort, extra aangemoedigd door de warmere zomers, zich volop ontplooit. Die gaan we dan ook weer bestrijden met nieuwe bestrijdingsmiddelen die op hun beurt weer natuurlijke vijanden belasten. We zijn gericht op de eerste orde effecten, maar vaak weinig beslagen op het complexere ecosysteem dat verre van lineair is.

We komen als mens dus niet echt beslagen op het ijs in het doorgronden van de samenhang van de verschillende elementen binnen een ecosysteem.  We knippen elementen uit het ecosysteem die ons op korte termijn irriteren zonder veel inzicht in de impact daarvan op langere termijn. Gevolg is dat er plagen ontstaan die dan bestreden worden met oplossingen die het ecosysteem verder beïnvloeden.  Er is enige parallel te trekken met wat Geert Noels de drang naar 'Gigantisme' noemt in onze economie. Het economisch systeem organiseert zich steeds meer naar groter en meer zonder de impact van die evolutie op de stabiliteit van het systeem te overzien. Groei is nodig en brengt ons vooruit. Overvloedige groei kan evenwel die vooruitgang weer teniet doen doordat ze het systeem zelf onstabiel maakt. Noels uit zijn bewondering voor De New Yorkse burgemeester De Blasio die Walmart weert uit New York omdat hij de maatschappelijke impact van zo'n grote supermarktketen onderzocht met impact op de sociale cohesie in wijken tot zelfs meer obesitas en criminaliteit. Unizo zette recent nog de actie op 'koop bewust bij ondernemers van hier'.  Opzet is om mensen meer inzicht te geven in de impact van de lokale ondernemingen, lokale ondernemers die lokaal belastingen betalen en veelal ook lokaal verenigingen ondersteunen. Ze nemen immers als mens ook deel aan de maatschappij.

In principe is het denkbaar dat we binnen 10 jaar alles via een platform als Amazon kopen. Ze zullen dusdanig veel gepersonaliseerde informatie hebben dat het gebruiksgemak en hyperpersonalisatie die ze zullen bieden onbereikbaar is voor lokale bedrijven. Op korte termijn lijkt dat voor ons als consument ook alleen maar voordelen te bieden. We krijgen wat we nodig hebben sneller, beter en soms zelfs zonder dat we wisten dat we het wilden. Wat wil je nog meer? Wat dan met lokale bedrijven kan je vragen? Hey, die kunnen zich  toch aansluiten bij de platformen van de grote tech-bedrijven en een graantje meepikken.  Kunnen zou economisch nog ruimte bieden voor een gezonde concurrentie, maar als het een geval wordt van 'join or die' dan wordt de stabiliteit van het ecosysteem zelf  aangetast. Het is wat Professoren Jan de Loecker en Jan Eeckhout 'The Rise of Market Power' noemt. Bedrijven die weinig of geen concurrenten hebben, rekenen vette marges en produceren minder om schaarste te creëren. Ze hypothekeren ook de opkomst van nieuwe spelers in het ecosysteem. De aandelenkoersen stijgen dan wel sterk de afgelopen 10 jaren, maar die koersstijging wordt sterk bepaald door een aantal dominante bedrijven. In tijden dat trading meer en meer wordt gedomineerd door algoritmes, is de beurskoers minder en minder een goede indicator voor de economische gezondheid. Het aantal starters in de VS valt gestaag terug. Dat geeft alvast een ander perspectief.  Het is een signaal dat een te sterke dominantie in een economisch ecosysteem tot vergelijkbare problemen kan leiden dan in een natuurlijk ecosysteem...

woensdag 15 mei 2019

Wat de notre-dame mij leert over innovatie...

Het as van de Notre Dame was nog aan het smeulen, toen President Macron al debiteerde dat de magistrale kerk binnen de 5 jaar terug in volle glorie zou pralen. Menig architect en bouwkundig ingenieur fronste daarbij toch even de wenkbrauwen. Niet dat het ontbreekt aan de nodige fondsen. Ei zo na is er al te veel geld. De Notre Dame is echter toch net iets complexer dan menig stulpje waarin de meeste van haar bezoekers wonen. Het zou trouwens betekenen dat de Notre Dame klaar is voor de Sagrada Familia die pas in 2026 wordt opgeleverd, 144 jaar na de eerste steenlegging.  Een deel van de populariteit van die laatste zit toch in het verhaal over de lijdensweg van haar bouw. Misschien iets om over na te denken Monsieur le Président.

Het zou wat populistisch zijn om enkel de bouw als mikpunt te nemen voor de 'planning fallacy' die Daniël Kahneman beschreef. Eigenlijk zijn we immers allemaal onderhevig aan de optimisme bias. Ik spreek hier uit ervaring. Kort gezegd: we onderschatten de tijd die nodig is om bepaalde (innovatie)projecten of veranderingen te realiseren. Dat heeft trouwens niet alleen of zozeer te maken met een gebrek aan ervaring. Studies illustreren dat mensen met ervaring in bepaalde taken of projecten vaak opnieuw te optimistisch zijn over de benodigde tijd om ze te realiseren. Meer nog: het kan nog verergeren. Mensen gaan in zo'n geval vertragingen in het verleden wijten aan uitzonderlijke omstandigheden, die bij herhaling zeker niet meer zullen voorvallen. Het effect verergert als de deadline verder in de toekomst ligt. De zee van tijd, geeft dus vertrouwen dat het project zonder problemen tijdig zal uitgevoerd worden. Het is niet voor niks dat één van de kernelementen van time management in projecten, het definiëren van tussentijdse mijlpalen is.

Een van de achterliggende redenen voor de fallacy is de Wet van Parkinson: werk vult de beschikbare ruimte voor de uitvoering ervan. Allicht herkenbaar als je met je familie met vakantie gaat: sommigen pakken in net voor het vertrek, anderen beginnen er een paar dagen vooraf aan. Uiteindelijk hebben ze beiden hetzelfde resultaat. Het is de reden dat ik werk met vastgelegde tijdsblokken om iets af te werken. Correctie: ik probeer dat te doen. De Wet van Parkinson is een verleider. 

Bij uitbreiding geldt de optimisme bias trouwens ook voor de kosten en de impact van de projecten. Nu alle politieke fracties hun plannen uitrollen voor 26 mei, wrijft de 'planning fallacy' alvast in haar handen...

woensdag 24 april 2019

Wat spreeuwen mij leren over innovatie...

Op dit eigenste moment zit ik rustig te genieten van een frisse versnapering van eigen makelij op een zomers terras. Moest ik niet beter weten, ik zou een keer meer met de wagen rijden om de klimaatverandering een duwtje in de rug te geven. Ik hoorde zonder enige vorm van satire vorige week nog iemand debiteren dat de klimaatverandering in onze streken toch alleen maar voordelen heeft: beter weer en leuke gevolgen die dat met zich meebrengt.  Het is met de klimaatverandering niet anders dan met de digitale transformatie: mensen overschatten soms de impact op korte termijn, maar onderschatten de effecten op lange termijn.

Rustig is misschien wat verkeerdelijk gekozen, want vanop een zangpost in de tuin laat een spreeuw zich voluit gaan. Spreeuwen kennen we vooral van de grote zwermen. Die vind je in boomgaarden, zeker als er kersen in het spel zijn. Na het broedseizoen kan je met wat geluk tegen de avond indrukwekkende zwermen spreeuwen een luchtspektakel zien opvoeren.  Hoe spreeuwen in staat zijn om zonder ongelukken zo'n prachtige choreografie op te voeren is veelvuldig bestudeerd. Elke vogel houdt 7 vogels in haar buurt goed in de gaten. Snelheidsverschillen zijn bovendien minimaal. Spreeuwenalgoritmes gaan van pas komen bij autonome voertuigen. Eens de duisternis invalt, valt zo'n spreeuwenzwerm uit de lucht op de slaapplaats in een collectieve rust. Je kan ook niet alles zomaar kopiëren vanuit de natuur naar nieuwe technologie natuurlijk.

Maar ik had het over die spreeuw in onze tuin die zich volop laat gaan. Spreeuwen laten immers van zich horen. En hoe dan nog. Het zijn meesterlijke imitators. Er is één herkenbaar element in de zang: een soort van 'pieeeuw'. Wat de spreeuw verder imiteert hangt wat af van de habitat waarin ze vertoeft. In eerste instantie houdt ze je voor de gek door vlekkeloos andere vogelgeluiden over te nemen. Voor een gids is een spreeuw dus een verschrikking, zeker in een omgeving waar je enkel de zang hoort en de vogel niet kan waarnemen. Spreeuwen die zich meer in een bewoonde omgeving ophouden, breiden hun imitatierepertoire uit.  Wie wat zoekt via internet vindt voorbeelden van spreeuwen die treinen imiteren, GSM geluiden, rolkoffers,... Er zou ooit een voetbalmatch stopgezet zijn omdat een spreeuw het arbiter fluitje dusdanig imiteerde dat de scheidsrechter zelf begon te twijfelen of hij al dan niet gefloten had. Pestgedrag is nooit ver weg bij spreeuwen. Geen idee eigenlijk of ze ook de pestvogel imiteren. Veel kans.

Spreeuwen imiteren wat er is. De kans dat je nog spreeuwen ontmoet die het scherpen van een zeis nabootsen is klein. Hun zang vormt dus in zekere mate een spiegel van de maatschappij en hoe die verandert. Ik ben dus benieuwd  wat de spreeuwen in onze regio binnen 10 à 15 jaar van klanken gaan produceren. Het exemplaar in onze notenboom is ondertussen opvallend stil geworden. Misschien is die in haar zang al beïnvloed zijn door de elektrische wagen van één van onze verre buren...

donderdag 14 maart 2019

Wat het getal Pi me leert over innovatie...


Moest u hetzelfde dak delen met een wiskunde-leerkracht, dan weet u allicht zeer goed dat het vandaag 14 maart is of 3/14 en dus Pi-dag. Pi t-shirts, pi koekjes... je kan er niet naast kijken. Ik ervaar het op dit eigenste moment. Op 14 maart 2006 werd de 300-ste verjaardag van Pi als wiskundig symbool gevierd, meteen het sein om de Pi-dag in het leven te roepen. Het is me ook wat met het getal Pi. Weinig, om niet te zeggen geen, getallen hebben een historiek die zo rijk is.

Ongetwijfeld weet u uit vervlogen tijden nog dat dit magische getal het resultaat is van de deling van de omtrek van een cirkel door zijn diameter. Misschien kent u zelfs nog de eerste 10 cijfers van Pi? Bij mij staan de eerste 15 alvast in mijn geheugen gegrift. Dat heb ik te danken aan mijn vroegere prof Quantummechanica die me volgend geheugensteuntje cadeau deed: How I want a drink, alcoholic of course, after the heavy lectures involving quantum mechanics.

Wat Pi bijzonder maakt is dat het zowel irrationaal is als transcendent. Irrationaal impliceert dat Pi niet berekend kan worden als een breuk van 2 gehele getallen. Pi is dan ook niet voor te stellen als een decimaal getal: het aantal cijfers na de komma is oneindig en er zit geen herhalend patroon in. Transcendentie impliceert nog meer uniciteit, gezien Pi niet te schrijven is als oplossing van een algebraïsche vergelijking met een eindig aantal termen.

Of de Oude Egyptenaren zich er van bewust waren van niet, de meningen lopen uiteen op dat vlak, de verhouding tussen de omtrek van hun piramides en de hoogte bleek omzeggens 2*Pi te zijn. Vast staat ook dat Archimedes de eerste pogingen deed om Pi te berekenen. Verschillend ander wijs volk trad in zijn voetsporen om het mysterie van Pi te ontrafelen. Duidelijk is dat Pi er altijd is geweest, maar dat niemand het commerciële potentieel er van inzag. Het getal bleef liggen op de tafel van de wetenschap.

En toen kwamen we in het gezegende jaar 1706. De Britse wiskundige William Jones, bevriend met Isaac Newton, publiceerde zijn boek A New Introduction to Mathematics en stelde daarin voor om die magische verhouding tussen omtrek en diameter voortaan Pi te noemen. Het onnoembare werd benoemd. Een sterk merk was geboren...Naast de Pi-dag, vind je Pi terug in muziek, poëzie, film, er zijn Pi-verenigingen waarin het uit het hoofd leren van de decimalen van Pi het enige agendapunt is en uiteraard zijn er pi-moppen. Of wist je niet dat 3,14% van de zeilers pi-raten zijn. Ik verzin ze zelf niet. 

Bedrijfsleiders vragen wel eens of het zinvol is om een nieuw product of een nieuwe dienst een merknaam toe te kennen. "Het product is toch herkenbaar op zich." De volgende keer ga ik een boom opzetten over Pi...

donderdag 7 februari 2019

Wat kauwen en raven mij leren over innovatie en samenwerking...

Kauwen waren met stip de winnaars van mijn telling tijdens het Grote Vogelweekend van Natuurpunt einde januari? Ik zag er 19 tegelijkertijd.  Met een stel kippen achteraan de tuin is de sterke aanwezigheid van deze opportunisten niet verrassend. Met velen kijken ze met veel belangstelling toe hoe de kippen hun dagelijkse graanvoorraad verorberen. Het blijft echter niet bij toezien. Op tijd en stond doen deze opportunisten een interventie op de feesttafel. Ze gunnen mekaar daarbij zonder veel wrevel een plaats aan de dis. Zonder wrevel, maar wel met het nodige kabaal dat ongetwijfeld de complexe relaties in de groep weerspiegelt. Maar ondanks die complexe relaties kenmerken ze zich dus door het actief delen van voedsel. Bewezen is het niet, maar reciprociteit is vermoedelijk nooit veraf als reden: geven en nemen is altijd een basis voor sterke relaties. Ook in onze maatschappij. In tijden van polarisatie wordt een mens op een onbewaakt moment zowaar nostalgisch naar begrippen als wafelijzerpolitiek. Een andere, minder altruïstische verklaring is evenwel dat de kauwen door voedsel te delen, rust afkopen.

Slim zijn ze wel die kauwen. Zoals de meeste kraaiachtigen trouwens. Vetbollen hangen voor de mezen is geen sinecure meer met een delegatie kauwen in de buurt. Keer op keer slagen ze erin de bol van een tak van de catalpa te manoeuvreren. Het heeft enkele dagen geduurd tot ze doorhadden dat ze geen acrobatieën moesten uithalen om die vettige lekkernij binnen bereik te krijgen. Tot dan werden er verwoede pogingen gedaan om mezen te imiteren. Mooi om zien, maar niet zo erg efficiënt voor de kauw zelf. Tot één exemplaar het idee kreeg om het netje van de mezenbol over de tak verder te schuiven tot de bol eraf viel.  Dat was een game changer in een markt die tot dan door de mezen werd gedomineerd. Een kauw moet qua creatief denken niet onderdoen voor een kraai. Bekijk zeker deze korte BBC bijdrage over het probleemoplossend vermogen van een kraai.  Helemaal interessant wordt het echter als je ziet hoe kraaien samenwerken met mensen om noten te kraken al beseffen die laatste dat zelf niet altijd. Het is een mooi voorbeeld van het gebruiken van technologie waarover je zelf niet beschikt of waarover je niet voldoende kennis in huis hebt: een samenwerkingsvorm die voor kleinere bedrijven kansen biedt om te innoveren. Vlaanderen kent wel wat gedeelde infrastructuur. De food pilot van Flanders Food om maar een voorbeeld te geven. Of de microgrid infrastructuur bij Energyville, de testinfrastructuur van Flanders Make enz. Geld noopt vaak ook tot samenwerking, vooral bij scale-ups. De recente instap van buitenlandse investeerders in Collibri en Guardsquare illustreert dat we in Vlaanderen nog een weg te bewandelen hebben bij kapitaalinjecties boven 10 MEUR.

In de zelfde familie van de kauwen en kraaien zitten de raven. Raven excelleren in samenwerking met een dier dat nochtans hun grootste vijand zou kunnen zijn: niet de vos zoals in de fabel van La Fontaine, maar de wolf. Het samenwerkingsverband tussen wolven en raven is al veelvuldig bestudeerd. Raven verwittigen wolven als er zich ergens een gewond dier bevindt. In ruil laten de wolven wat lekkers achter voor de raven en laten ze de raven ook gerust. Wolven pups wordt met de paplepel ingegeven om de raven geen kwaad te berokkenen om het partnerschap niet te verstoren. Groot tolereert klein omdat klein een signaalfunctie heeft en daartoe over capaciteiten beschikt (ander perspectief, wendbaar) die groot niet heeft. Waar hebben we dat nog gehoord in de economische realiteit van vandaag...

vrijdag 11 januari 2019

Wat zwarte zwanen, wolven en zelfrijdende wagens gemeenschappelijk hebben...

Een ding is zeker wat het nieuwe jaar betreft: het is gestart. Veel meer zekerheden kan je in dit tijdperk niet debiteren. Wel, uiten kan je ze uiteraard wel. Mits wat geluk blijkt wat je vertelt een profetie. Misschien moet het ergens rond het jaar nul ook zo gebeurd zijn. Een boude voorspelling die uitkwam en de messias was geboren. Ook dat is echter verre van een zekerheid en het staat iedereen gelukkig vrij in onze maatschappij om te geloven wat hij of zij wil. Laat ons dat toch als een te verzekeren zekerheid verdedigen.

We leven in een era waarin zwarte zwanen meer en meer de kop lijken op te steken. Als je weet dat de zwarte zwaan van alle zwanen de langste hals heeft, besef je dat ze niet onopgemerkt werden. Lang dachten wij in Europa dat een zwarte zwaan een verzinsel was. We creëerden er dan ook een spreekwoord rond voor iets dat erg uitzonderlijk is. Tot de Nederlandse zeeman, Willem de Vlamingh in 1696 van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) de opdracht kreeg een inwoner van het geheimzinnige Terra Australis te vangen. We spreken hier over tijden waarin Risk en Magellan nog real life waren en landen niet vanuit een knusse zetel werden verkend. Scheurbuik en andere ontberingen waren nooit veraf. Op 29 december 1696 bereikt de Vlamingh, die dus een Nederlander was, de westkust van Australië en botste er meteen op zwarte zwanen in een rivier nabij het huidige Perth. Hij doopte ze meteen tot de Zwanenrivier. Buiten de zwanen trof hij er weinig waardevols aan, wat ook het einde betekende van verdere ontdekkingen van Australië door de VOC. De Nederlanders waren toen al vertrouwd met 'failing forward' principes. 

In de economie wordt een zwarte zwaan gebruikt om een gebeurtenis te duiden die niemand tevoren heeft zien aankomen. Weet dus dat iedereen die zwarte zwanen tracht te voorspellen, de definitie niet goed begrepen heeft. De zelfrijdende auto is dus geen zwarte zwaan voor de mobiliteit. Het is gewoon een logische verdere stap in de evolutie van de wagentechnologie. De wagen is de afgelopen decennia  geëvolueerd naar een platform, met verdere automatisering van diverse functies. Het is logisch dat de functie van het rijden zelf op een bepaald moment dus ook geautomatiseerd wordt. Dat er momenteel mensen zijn die zelfrijdende wagens aanvallen (artikel), is niet omdat ze schrik hebben van een zwarte zwaan. Het zijn eerder dezelfde mensen die schrik hebben van een wolf. 

Op het militaire domein rond Leopoldsburg huist een koppel wolven. De kans is dus groot dat er in de loop van het voorjaar sinds lang in Vlaanderen terug  wolvenwelpen zullen rondlopen. Die wolvenpopulatie wordt een zege voor een natuurlijk beheer van het steeds toenemend bestand aan reeën en vooral everzwijnen. Roofdieren en prooidieren vormen een dynamisch ecosysteem op zich. Doordat de mens het roofdier in het verleden heeft verdrongen, werd dat ecosysteem verstoord. Meteen slaat nu bij een deel mensen de schrik om het hart. Zal zo'n wolf ook geen mensen aanvallen of onze schapenpopulatie verslinden? In Duitsland resulteert dat al in een jacht op wolven. Mensen leren niet veel bij. Laat wolven wild zijn en ze zijn mensenschuw. Je moet ze natuurlijk niet beginnen voeren. Moest ik kiezen tussen een close encounter met een loslopende hond (genre herdershond, bouvier,...) in een bos of een wolf, zou ik de wolf verkiezen. Die zal me ontwijken. Dat is in het geval van de hond weinig waarschijnlijk.  Jaarlijks worden er tienduizenden incidenten geregistreerd met hondenbeten, bij mensen en schapen, soms met dodelijke afloop. Maar als er morgen een wolf iemand zou bijten, moet allicht de ganse populatie uitgeroeid worden volgens sommigen. Wereldwijd worden er jaarlijks honderduizenden ongevallen met wagens met chauffeur geregistreerd. Maar als er één accident met een zelfrijdende wagen gebeurt, moeten alle zelfrijdende wagens van de straat volgens sommigen. 

Dat mensen een natuurlijk ingebouwd afweersysteem hebben tegen verandering, is geweten. Sociologen beschrijven dat uitvoerig en hersenwetenschappers kunnen je in geuren en kleuren toelichten dat onze amygdala daar voor veel tussenzit. Kahneman beschreef  het mooi in zijn prospect theory: we schatten kleine kansen veel te hoog in en we kunnen situaties moeilijk rationeel analyseren als de toekomstige gevolgen onzeker zijn. De angst voor de terugkomst van de wolf in onze natuurgebieden en de zelfrijdende wagen op onze wegen is dus allebei te herleiden tot ons feilbare denken. Dat de zelfrijdende wagens er komen is erg waarschijnlijk. Dat de wolf terug een vaste stek krijgt in onze natuurgebieden, kan ik maar hopen. Het zal afhangen van de rationaliteit van beleidsvoerders, media, natuurbeschermers, jagers, landbouwers...kortom van ons allemaal...

Ik wens je een gezond en boeiend 2019, gevuld met verrassende ontdekkingen en ontmoetingen. Als je een close encounter met een wolf hebt, geniet van het moment en onderdruk die amygdala...