donderdag 30 augustus 2018

Wat de warme zomer van 2018 me leert over innovatie...

Het record van het aantal hittedagen van de zomer van 1976 werd verbroken afgelopen zomer. Zelfs Frank Deboosere kon een korte glimlach niet onderdrukken bij het aankondigen dat 2018 de nieuwe mijlpaal wordt voor de volgende zomers. Ja, die van 1947 was nog warmer, maar het aantal exemplaren binnen de soort Homo sapiens dat zich deze zomer nog helder voor de geest kan halen, neemt zienderogen af. Ik geef toe: Frank's boodschap gaf me ook even een zucht van opluchting. Hoewel ik die van 1976  zelf nog meegemaakt heb, was ik net wat jong om me er nog sappige beelden bij voor te stellen en die te vertalen in nog sappiger verhaallijnen. Al is het woord sappig in de context van droogte nogal slecht gekozen. Toen ik einde juli bij mijn ouders polste of de warmte nog draagbaar was, kreeg ik het standaard antwoord: die van '76 was erger. Dat was de afgelopen jaren een stopwoord voor elke discussie over warme zomers en soms ook wel over klimaatverandering. Het is hen vergeven. Veel mensen maken immers de inschattingsfout om individuele feiten te hanteren als graadmeter voor systeemveranderingen. Net zoals de zomer van 1976 geen reden is om de huidige klimaatverandering te ontkrachten, is de hete zomer van 2018 op zich geen bewijs van diezelfde klimaatverandering. Veranderingen bekijk je op lange termijn en als daar zich dominante patronen aftekenen, bv. in casu stelselmatig verhoogde temperaturen, een continue stijging van de gemiddelde jaartemperatuur, langere periodes van droogtes of grotere hoeveelheden neerslag op een korte tijd, weet elke wetenschapper die naam waardig, Frank Deboosere inclusief, dat er spreekwoordelijke stront aan de knikker is. Te veel aan mest en de methaanuitstoot die dat genereert: het is ook een van de redenen waarom het momenteel 5 na twaalf is met die klimaatverandering.

Dat de zomer van 2018 het record van 1976 breekt, is dan misschien wel een kans om een nieuw ijkpunt in de geschiedenis te schrijven - vergelijk het met de 3de plaats van de Rode Duivels waardoor het WK van 1986 in Mexico van titel naar voetnoot verschuift - maar daarmee is dan al het positieve wel gezegd. De resulterende droogte heeft hopelijk toch een aantal mensen eens doen nadenken over de samenhang van klimatologische effecten. Klimaatverandering en de gevolgen daarvan resulteert evenwel al snel in een discussie of je al dan niet vooruitgangsoptimist moet zijn. In zo'n discussie draait het om de mogelijkheden die de mens continu zal benutten om nieuwe uitdagingen aan te pakken. Technologie staat daarbij centraal. Hoewel ik op vlak van technologische vooruitgang ook optimist ben, wordt dat vooruitgangsoptimisme me iets te vaak gebruikt om de individuele verantwoordelijkheid onder de mat te schuiven. Die hebben we met z'n allen. Net daar wringt het schoentje. Anders zou De periode waarin we zitten best wel een zeer turbulente periode in de toekomstige geschiedenislessen kunnen worden.

De Engelse econoom William Jevons beschreef in 1865 al het uiteraard pas later naar hem genoemde, zo hoort dat in de wetenschappen, bestuurde fenomeen van de Jevons paradox. Een hogere energie-efficiëntie resulteert niet noodzakelijk in minder energieverbruik. Jevons stelde vast dat meer energie-efficiënte technieken om steenkool te gebruiken, een sterke stijging in het verbruik aan steenkool initieerden. De energiebron wordt vaak goedkoper (minder verbruik per kWh) en dat doet de vraag stijgen. Een wagen die minder verbruikt, daalt in total cost of ownership voor de eigenaar, waardoor die mogelijk besluit om binnen het gezin toch maar die 2de, 3de of 4de wagen aan te kopen. De dualiteit die daarbij ook speelt is dat we die evolutie enerzijds moeten aanmoedigen. Ze doorkruist het alleenrecht van de happy few om bv. wereldreizen te maken. Anderzijds weten we al langer uit de 'tragedy of the commons' dat het streven naar maximale opbrengst van individuen niet leidt tot meer collectieve welvaart. In de 'tragedy of the commons' staat een gemeenschappelijke weide symbool voor de natuurlijke bronnen op aarde. Elke boer kan koeien op de wei zetten. Elke koe extra die een boer erop zet, betekent meer inkomsten (melk, vlees,...) voor de betrokken boer, maar ook minder gras voor de andere koeien. Een daling in de beschikbaarheid aan gras leidt tot minder melk- en vleesproductie. Jazeker, we kunnen extra gaan bemesten om meer gras per m² te krijgen, maar Jevons leert ons dat het gevolg zal zijn dat we nog meer koeien op de wei zullen stallen. Het gevolg is bekend.

Technologie zien als het argument om zelf verantwoordelijkheid af te schuiven is het surrogaat van hopen dat de volgende generatie de problemen wel zal oplossen. Dat is in de geschiedenis van de mensheid allicht nooit echt anders geweest. Los van de prachtige technologische doorbraken waar we nog voor staan, zal het succes van die doorbraken mee bepaald worden door een hogere morele maturiteit van de manier waarop we met die technologie omgaan. De Nederlandse architect Thomas Rau stelt het helder: we verbruiken de aarde en haar bronnen en zouden ze feitelijk moeten lenen en dus ongeschonden terugbrengen voor de volgende generaties. Het aantal business modellen dat inspeelt op deze nood neemt toe, maar het mag sneller en meer...