woensdag 31 maart 2021

Wat korstmossen me leren over innovatie...

De klinkers van onze oprit krijgen stilaan weer een meer natuurlijk uitzicht. Een eufemistische formulering om te melden dat de  korstmossen aan een opmars bezig zijn. Welke korstmossen het zijn?  Geen idee. Ik ben in de verste verte geen lichenoloog en heb ook niet meteen ambitie om het te worden. Ik ben wel uitermate geïnteresseerd in dit wonderbaarlijke natuurlijke fenomeen. Er zijn veel voorbeelden van mooie samenwerkingen in de ecologie, maar korstmossen zitten voor mij toch met stip op de troon. Het is dan ook  één van de oudste vormen van samenwerking die stand houdt. Ze maakt daarmee ook duidelijk  dat samenwerking evolutionair een waardevolle strategie is. Dat inzicht is nog niet zo oud. Concurrentie en vijandigheid worden nu eenmaal iets makkelijker geassocieerd met Darwin's evolutieleer. Survival of the strongest, weet je wel. Het wordt te pas en te onpas ook als metafoor gehanteerd in economische publicaties.  Ja, evolutionair zijn species uitgestorven doordat ze niet gewapend waren tegen nieuwe contexten, terwijl anderen er sterker uit kwamen. Maar we hebben vaak nog niet zo veel zicht op hoe die sterkeren dat juist voor mekaar kregen. 

Een korstmos is in essentie een samenwerking tussen een schimmel en een alg. De schimmel zorgt als microbiont voor fysieke bescherming en voedingsstoffen. De alg gooit als fotobiont haar vaardigheid van fotosynthese in de samenwerking en daarmee meteen ook de nodige energie. Die synergie is de motor voor de samenwerking. Korstmossen bedekken 8% van het aardoppervlak. Een succesformule dus. Je vindt ze op veel soorten materialen. Uiteraard op organische materialen als bomen. Het zijn echter ook mijnwerkers. Ze delven mineralen uit gesteente door het oppervlak eerst af te breken met groeikracht om dan via zuren en chemische verbindingen de mineralen te binden om het gesteente te verteren.  Dankzij hen kan organisch materiaal dus opgenomen worden in het organische leven. Ze verbinden in termen van circulariteit de biologische en de technische kringlopen.  Eén op de 5 bekende schimmelsoorten vormt korstmossen. De identiteit van de algenpartner doet er minder toe dan zijn ecologische geschiktheid: de metabolische creatie is dus belangrijker dan de uitvoerders. Geen egotripperij in deze samenwerking. Het is wel eens anders.

Korstmossen vormen echter ruimere ecosystemen dan vroeger gedacht werd. Onderzoek toont aan dat naast de schimmels en algen ook bacteriën en gisten zich soms mengen in de samenwerking. Het zijn als het ware fysieke locaties waar verschillende levensvormen samenkomen en samenwerken. Lichenologen vragen zich wel eens af of een korstmos als een apart geheel moet gezien worden of louter als een samenwerking. Die laatste is immers zo hecht geworden dat het verleidelijk is om te spreken van een nieuw individu. De joint-venture die vervelt tot een nieuw bedrijf. Maar toch. Korstmossen kunnen zicht als geheel vermenigvuldigen waarbij schimmel en alg samen op een andere locatie aan de slag gaan. Maar de schimmel kan zich via z'n sporen ook onttrekken aan de samenwerking en op een andere locatie met een andere fotobiont in samenwerking gaan. Samenwerken met vrijheidsgraden voor eigen ontwikkeling dus. Biologen lossen die complexiteit op door een andere term te verzinnen: holobionten. Taal is niet zelden een krachtig middel om verwondering en onwetendheid te verhullen. Een holobiont is dus een samenspel van organismen die zich als een eenheid gedragen. Noch individu, nog losse samenwerking. Ze zitten min of meer wat in mekaars aandelenstructuur. 

Op zich is de complexiteit van korstmossen symptomatisch voor ons eigen lichaam. Dat overstijgt een bundeling van eigen cellen met eigen DNA. In de jaren '60 legde de Amerikaanse biologe Lynn Margulis de basis voor de endosymbiontentheorie. Onderliggend inzicht is dat eukaryotische cellen ontstonden toen een eencellig organisme een bacterie opslokte die er symbiotisch in bleef leven. Mitochondriën in ons eigen lichaam zijn  dus afstammelingen van dergelijke bacteriën. Ze hebben ook nog altijd eigen DNA. Chloroplasten zijn dan weer afstammelingen van fotosynthetische bacteriën die waren opgeslokt door een vroege eukaryotencel. De mens zelf is dus als het ware een locatie waarin organismen samenwerken. Niet voor niets dat er de laatste jaren zoveel aandacht gaat naar het belang van het microbioom in de preventie en het bestrijden van ziektes. Korstmossen tonen aan waartoe een sterke samenwerking kan leiden. Ze hebben al aangetoond resistent te zijn tegen zeer agressieve omstandigheden zoals kosmische gamma straling. Hoewel de belangen van de schimmel en de alg niet altijd gelijk lopen, is de interafhankelijk sterk genoeg om samen nieuwe horizons op te zoeken. Win-win is altijd een sterke drijfveer voor goede samenwerking.

Vergelijk dat met sterke economische en innovatie ecosystemen. Je kan er vanop aan dat de mate van interafhankelijkheid tussen de onderdelen een goede meetstaf is om de echte sterkte van het ecosysteem te monitoren. Niet elke incubator heeft daarom het potentieel om uit te groeien tot een ecosysteem waarin de som meer is dan de onderdelen. Als VLAIO stimuleren we samenwerking in innovatieprojecten door een verhoging van het steunpercentage met 10 tot 15% bij samenwerking tussen 2 onafhankelijke bedrijven, waarvan minstens 1 kmo is en/of wanneer er een grensoverschrijdende samenwerking is in het kader van een officieel erkend Europees netwerk waaraan VLAIO deelneemt. Allerhande clusterinitiatieven zetten ook in op meer samenwerking. Het blijft een uitdaging economische korstmossen te genereren. De natuurlijk laat zich niet scheppen. Jarenlang inzetten op natuurbeheer creëert wel omstandigheden waarin natuurlijke ecosystemen terug floreren.


Wat onze oprit betreft? Bestrijdingsmiddelen zijn ongewenst. Wat hoge druk en schrobben dus om het in de winter wat veilig te houden. Maar ook niet te hard. Zo krijgt (een gokje na beperkte determinatie) de muurschotelkorst toch ook z'n plaats in ons eigen lokale ecosysteem...