Het adagium ‘Less is More’ klinkt
misschien wat ongemakkelijk in vakantietijden, al hangt dat dan weer af van het
type vakantieganger dat je bent. Wie zijn vakantietrip volgepropt heeft
met te bezoeken en/of te beleven attracties, denkt daar allicht anders over. Of
minder vakantie ook meer waarde genereert? Ook daar zijn de meningen ongetwijfeld
over verdeeld. Het hangt er maar vanaf hoe je die waarde definieert. Uiteindelijk vullen plannen de tijdsruimte die ze aangereikt
krijgen, of dat nu voor het werk of voor ontspanning is. Sprintjes trekken houdt de menselijk geest dus toch wat scherper,
allicht de reden dat 'scrum' gemeengoed geworden is als projectaanpak in de ICT-sector.
Less is more is, moest je dat al denken, niet ontsproten in het brein van een econoom of manager. Het vindt zijn oorsprong in de kunst. Dat ontdekte ik ook maar toevallig via een artikel in de krant. Een grote kunstkenner is aan mij absoluut niet verloren gegaan, al wil ik wel wat meepraten over de meest melodieuze onder de kunstvormen. Hoewel het verre van zeker is dat hij de bedenker is, gebruikte de Victoriaanse dichter Robert Browning de term al in 1855 in een gedicht. Na WOII werd 'less is more' het leidmotief voor de minimalistische kunst. Kunst die er naar streefde om alle onderdelen en details van een ontwerp te verwijderen tot een niveau waarbij niemand nog iets kan verwijderen om het ontwerp te verbeteren. Een veel betere definitie van een Minimum Viable Product heb ik nog niet gelezen.
‘Less is more’ beïnvloedt ons
echter meer dan we denken bij het nemen van beslissingen, ook
aankoopbeslissingen. Christoper Hsee bracht dat mooi in kaart door verschillende
groepen mensen de waarde te laten inschatten van 2 verschillende serviezen.
Servies 1 omvatte de inhoud van Servies 2 (8 grote borden, 8 soepkommen en 8
dessertbordjes, allen in goede staat), maar extra aangevuld met 8 kopjes (waarvan 2
gebroken) en 8 schoteltjes (waarvan 7 gebroken). Rationeel gezien verwacht je
dat servies 1 hoger in waarde wordt geschat: het bevat per slot van rekening meer. We zijn echter zelden zuiver
rationeel: de waarde van servies 2 werd dus ruim 40% hoger ingeschat. Hoe wordt
onze rationele geest hier misleid? Hsee stelt dat we denken in gemiddelde
waarde van de onderdelen. Door de kapotte onderdelen in servies 1, daalt de
gemiddelde waarde van elk onderdeel van dat servies. Niemand wil per slot van
rekening betalen voor iets dat kapot is. Ons gemakzuchtig brein concludeert
daaruit dat servies 2 waardevoller is. Anders gezegd: door 16 delen uit servies
1 te halen stijgt de waarde ervan.
Discussies over welke features
wel of niet in een eerste of volgende release van een product zijn legio bij
innovaties. Soms loert het statement “baat het niet, dan schaadt het niet” om
de hoek. Dat hangt er dus maar van af of ik als consument niet het gevoel krijg
dat ik betaal voor features die ik niet nodig heb. 2 weken terug had ik nog
een gesprek met 2 enthousiaste vennoten van een start-up die een prachtige
applicatie willen ontwikkelen, waarover je hopelijk binnen het jaar meer hoort.
Ze willen die echter op de markt brengen in een hippe ‘verpakking’ om de waarde van het product te verhogen. Op het
eerste gezicht een interessante tactiek. Ik ben zelf een believer dat
veel meerwaarde kan zitten in het combineren van digitaal en de fysieke wereld. Het is ook dringen in de app-stores van deze wereld om nog wat op te vallen. Overvloedige validatie van de
hypothese dat de verpakking een beduidende meerwaarde zal bieden aan de app zal
moeten verduidelijken of in dit geval more effectief more is. Hsee deed nog een ander experiment, waarbij 2 verschillende groepen de waarde van een verschillend ijsje aangaven. Het eerste was een overvolle kleine beker met 7 ounce aan ijs. Het tweede een slechts half gevulde grotere beker met 8 ounce ijs. Een keer raden voor welk ijsje mensen het meeste geld over hebben...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten