woensdag 5 februari 2025

Wat het boek 'Luisteroefeningen' van Myriam Rasch me leert over innovatie...

Goed kunnen luisteren. Actief luisteren. Onbevoordeeld luisteren. Ik kan nog wel even doorgaan met het formuleren van verwachtingen als het over luisteren gaat. In een wereld waarin zenden meer en meer centraal staat, wordt luisteren vaak voorgesteld als de oplossing voor het oplossen van conflicten, het vormen van coalities, maar ook om succesvol te innoveren. Nogal logisch dat dit boek van Miriam Rasch mijn aandacht trok eens het op de radar passeerde. Een boek dat wel wat doorzettingsvermogen vroeg om het door te lezen. Allicht stapte ik het boek in met iets te veel verwachtingen op basis van de titel, met iets te veel praktische verwachtingen over hoe dat luisteren dan wel in mekaar zit. Het feit dat Miriam Rasch filosofe is, is daar niet vreemd aan. Eens ik die praktisch knop omgedraaid had, kwamen sommige passages me toegewaaid als een warme wind op een gure winterdag. Al had het voor mij ook op 100 pagina's gemogen. Het boek waaiert bij momenten voor deze leek in filosofische essays wat veel alle richtingen uit, wat voor mij  de begrijpbaarheid van het gemaakte punt niet altijd verhoogde. Maar allicht is dat ook de bedoeling. Het is zo'n boek dat je regelmatig neerlegt voor reflectie en voor een maximaal begrip eigenlijk 2 keer moet lezen. 

Het gaat over een belangrijk onderwerp: leeg en open luisteren, zonder te richten op begrip of productie of zelfs verbinding, in een tijd dat aandacht economische handelswaar is geworden. Aandacht als de zeldzaamste en zuiverste vorm van vrijgevigheid. Of nog meer filosofisch uitgedrukt: goed luisteren betekent in de eerste plaats verdwijnen, de afstand tussen jezelf en de geluiden in de ruimte kleiner laten worden zodat je deel uitmaakt van de ruimte zelf. Luisteren is daarbij als het voelen op afstand. 

Luisteren is een handeling en dus onderhevig aan ethiek en ethiek van het luisteren is zowat de rode draad in dit boek. Luisteren wordt vaak gezien als een manier om kennis op te doen, om informatie te verwerven, terwijl het ook te maken heeft met niet-weten. Meer nog: niet-weten kan het luisteren versterken.  Als we iets denken te weten, luisteren we niet, overtuigd van het grote gelijk We moeten onszelf telkens leegmaken, terugkeren naar het niet-weten en enkel maar luisteren. Het doet me denken aan het belang van leeg-luisteren bij het in kaart brengen van pains en gains om te komen tot een problem-solution fit zoals dat in de Lean Startup zo sterk benadrukt wordt.  De valkuil om te luisteren met de filter van de oplossing die men voor ogen heeft, zit daar dikwijls in de weg van het niet-weten om echt te begrijpen wat mogelijk gebruikers aan behoeftes hebben.

Een boek over luisteren, kan sociale media niet negeren. Waar sociale media in het begin zorgden voor nivellering waarbij iedereen een stem kreeg, draait het nu niet vaak om inhoud maar wel om invloed. De blogger is influencer geworden.  Iedereen is zender op zoek naar likes. Luisteren is veranderd in een kwestie van meningsuiting. Er wordt een podium geboden, maar geen gesprek gevoerd. Sociale media voeden polarisatie met nadruk op wij-zij. Het werkt op de brandstof van polariserende onderwerpen en het is de pathos die weegt in de on-line gesprekken, niet het logos... De mens is een erkenning zoekend wezen waarop sociale media zeer effectief inspelen: een vraag naar je gedachten alleen al vleit enorm want geeft schijnbaar aandacht aan wat je bezig houdt. Schijnbaar, want wie eens wil nadenken valt uit de boot omdat sociale media nu eenmaal de meest recente ophef belonen. Vraag is dan of je onverschillig bent als als je daar niet in meegaat. Is meningsuiting een burgerplicht vind ik in die context vraag die me zelf bezig houdt. In een vloed aan zinloze informatie en meningen vind je vooral leegte terug. Mijn activiteit op sociale media is de afgelopen jaren behoorlijk gedaald. Dat ik de band niet volledig doorknip, is om ik soms nog reflecties zie van het wervend potentieel dat deze media kunnen hebben voor positieve initiatieven. 

Luisteren is trouwens iets anders dan gelijk geven. Het is de zorgen en waarden van een ander deel laten zijn van de eigen overwegingen. Performatief luisteren betekent dat je het beste met mensen voorhebt als je zegt dat je wil luisteren, dus zonder dat je meteen een oordeel velt of tegen argumenteert. Soms zit er trouwens een kern van waarheid in wat complete waanzin lijkt. Het doet me denken aan een podcast van Simon Sinek die ik hoorde waarin een zwarte vrouw getuigt hoe ze ku klux clan bijeenkomsten opzocht en door diep luisteren in contact kwam met één van hun trekkers die er uiteindelijk ook uitstapte. Hoe sterk is dat. Het publieke gesprek zou moeten gaan over morele overtuigingen en principes die daaruit voortvloeien. Niet om het eens te worden met elkaar, maar om een scala aan waarden boven tafel te brengen die dan samen onderzocht kunnen worden. Vaak blijkt dat onder heel verschillende overtuigingen vaak hetzelfde uitgangspunt zit, dezelfde waarden die anders ingevuld worden. Het is wel belangrijk om de participatieparadox voor ogen te houden, het fenomeen waarbij burgers die meedoen aan maatschappelijke initiatieven vaak niet degenen zijn waarvoor ze zijn opgezet waardoor de ongelijkheid kan vergroten.  Je ziet dat soms ook bij starters die in de veilige zone beginnen om hun ondernemersidee te toetsen bij bekenden, die daarom niet meteen in de finale doelgroep zitten.

Luisteren vraagt spelregels, reden dat sociocratische dialogen min of meer strikte protocollen volgen. David Bohm vertrekt vanuit analyse van veelvoorkomende fouten. We hechten bv. te veel waarde aan de eerste reactie op een vraag of opmerking die vaak komt van ingesleten denkautomatismen  of vooronderstellingen.  Zo'n eerste formulering kan wel een vertrekpunt zijn. Een goed gesprek beweegt zich vervolgens steeds heen en weer tussen misvatting en opheldering, tussen verschil en overeenstemming. Een vragenlijst is daarom een techniek die goed luisteren eerder bemoeilijkt dan mogelijk maakt.  Wat de spreker zegt en de luisteraar hoort is vergelijkbaar, maar niet identiek. De spreker moet dus ook luisteren om dat verschil te vatten. Dat verschil creëert mogelijk ruimte voor verbinding. De ontmoeting met de ander creëert een tussenruimte waar iets betekenisvol kan gebeuren door gezamenlijke verschillen te onderzoeken, zonder dat wat niet past meteen te moeten lozen.  Het is een inzicht waar politieke onderhandelaars in deze tijden hun voordeel mee zouden kunnen doen. Rasch heeft duidelijk ook het werk van Hartmut Rosa gelezen refererend naar die tussenruimte en verder in het boek ook naar de vaststelling dat  resonantie onder druk staat. Resonantie ontstaat als iets wat van buitenaf komt je treft,  zoals een muziekstuk, landschap of andere mens. Je zou wel willen maar kan het moment niet bezitten, enkel koesteren. Versnelling en versnippering in de maatschappij vreten in op de ervaring van resonantie net zoals ze luisteren moeilijker maken.

Een ander terugkerend thema is empathie, kwestie van je in de spreker te verplaatsen  en vanuit haar perspectief te begrijpen wat ze bedoelt.  Knikken, een open houding en samenvatten is daarbij belangrijk. Neem doorvragen erbij en je hebt de in coaching kringen bekende LSD techniek. Een stap verder kun je gaan door de ander stevig in haar eigen schoenen neer te zetten. De valkuil van gespreksnarcisme (genre "dat heb ik ook") is daarbij zeker te mijden.  Hou je denken in en vraag door naar de feiten. Bij innovatie gaat het vaak over doorvragen op gedrag. De ander vertelt immers vanuit een totaal andere ervaring dan de jouwe. Belangrijk daarbij: luisteren is niet hetzelfde als instemmen. Omgekeerd: van luisteren een egoïstisch project maken waarbij je grenzen moet trekken om je te beschermen tegen de boze buitenwereld, druist in tegen de kern van luisteren.

Technologie krijgt uiteraard ook aandacht in het boek. Is het luisteren door machines wel echt luisteren? Je zou de verzamelde apparaten een soort panopticon kunnen noemen volgens de auteur, naar analogie met de koepelvormige gevangenis waarin één centrale bewaker zit, maar waarbij de gevangenen niet weten of hij er effectief is.  Je weet niet waar en wanneer je afgeluisterd wordt en door wie. Technologie creëert ook afstand. Myriam Rasch verwijst naar de Ted talk van Ozlem Cekic die spreekt met mensen die haar haatberichten stuurden. De onderliggende boodschap: nabijheid geeft meer begrip. En technologie helpt daar niet noodzakelijk bij. Maar technologie kan evengoed wel een component zijn in luisteren. Milieuverontreiniging lijkt misschien abstract, maar het is gewoon te horen door een stelselmatige afname van het geluid van de natuur (insecten, vogels,…), waarbij technologie een hulpmiddel is om dat wetenschappelijk te kunnen vastleggen.

Het is wat volharden om in het boek te komen tot de essentie van de titel: luisteroefeningen. Zeker niet de essentie van het boek, maar een aantal technieken komen wel aan bod:

  • Herinneringen bewust van visueel naar auditief trekken.
  • Verbeeld klanken bij een schilderij
  • Concentreer je op (on)alledaagse geluiden, bv. door je elk kwartier af te vragen wat je hoort (trainen in deep listening)
  • Maak opnames van geluiden in je omgeving
  • Bewust afwisselen tussen globaal luisteren en gefocust luisteren op één specifieke geluid
  • Probeer geluiden op te roepen, bv. een galopperend paard
  • Draai 360 in het rond en merk op hoe wat je hoort wijzigt.

Voor mensen die auditief zijn ingesteld een vanzelfsprekendheid. Voor anderen brengt bewuster luisteren nieuwe indrukken. Dat heb ik zelf gemerkt sinds ik veel meer let op geluiden in de natuur. Het geeft een andere beleving dan een gewone wandeling. Je hoort dingen die je anders niet opvallen. Wat je aandacht geeft, groeit en dat geldt ook voor geluid.

Ik ga niet elke week een filosofisch essay van meer dan 200 pagina's lezen. Sommige passages gingen me op het eerste gezicht wat ver zoals "Zo werd ik op voorstel van mijn kippen een mens die luisterde naar vragen van kippen. En mijn kippen werden kippen die vragen konden voorleggen." Maar dan dacht ik aan nieuwe ontwikkelingen die toelaten om de gezondheid van dieren te meten op basis van geluid, waarbij de technologie hulpmiddel wordt om beter te luisteren. Zo ver gezocht is het dus niet, zelfs met een innovatiebril op.

In essentie is dit een boek dat past bij het tijdperk waarin we leven en waarin goed kunnen luisteren in niet veel CV's bovenaan prijkt. In een tijdperk waarin iedereen zendt, zijn de antennes die het scherpst zijn afgesteld het beste in staat om de essentie te capteren.  En dat geldt niet in het minste voor startende, innovatieve ondernemers die willen begrijpen op hun idee echt aansluiten bij een meerwaarde die klanten zoeken. Onze eerste pitches voor innovatieve starterssteun zitten al in de pijplijn, maar je kan je al aanmelden via onze partners of een VLAIO bedrijfsadviseur. Misschien kom je dan wel in aanmerking voor een volgende pitchronde…

woensdag 8 januari 2025

Wat het boek 'Technologie twijfelt ook' van Filip Van den Abeele me leert over innovatie...

Een boek van 600 pagina's lezen, het zou zomaar één van de voornemens kunnen zijn die je onbezonnen uitspreekt na het glas teveel bij een diner op de laatste dag van het jaar. Als je dagelijks voor je werk al behoorlijk wat lectuur achter de kiezen steekt, en dan heb ik het niet over boeken, verleg je na de werktijd de aandacht spontaan wat meer naar het niet-geschreven woord of andere activiteiten die om aandacht schreeuwen. Maar de doorsnede van technologie en ethiek interesseert me dusdanig dat dit boek wel erg z'n best deed om op mijn aandachtradar te komen. Als je werkt in een omgeving die zich tot doel stelt om innovatie binnen Vlaanderen te stimuleren en te ondersteunen en ingenieursbloed hebt in de aderen is technologische innovatie as-we-know-it in de 21ste eeuw een continu stromende bron. Ik omarm het uitgangsprincipe dat technologie zorgt voor enorme maatschappelijke vooruitgang, maar negeer niet dat ze steeds een schaduw meedraagt doordat ze voor verkeerde doeleinden kan ingezet worden. Filip Van den Abeele snijdt in dit boek 13 technologische thema's aan. Enerzijds met de passie van een ingenieur over de mogelijkheden die technologie biedt voor meer welzijn en welvaart. Anderzijds met een meer kritische blik van mogelijke negatieve of open vraagstukken die technologie zelf vaak onbeantwoord laat. Steeds op een zeer toegankelijke manier, doorspekt met voorbeelden en op tijd en stond een vergelijking of formulering die je mondhoeken omhoog trekken.  Aangename lectuur was het zeker. 

De zelfrijdende auto stelt meteen 2 thema's centraal die meerdere keren in het boek op de achtergrond meekijken: hoe navigeer je op moreel kompas en wat met privacy? Een wagen zelf laten rijden is één ding, maar hoe laat je algoritmes beslissen bij morele keuzes, in geval bv. mensenlevens onderling afgewogen moeten worden. Mag je een mensenleven met wiskunde wegen? En moeten die algoritmes dan hun keuzes laten afhangen van de regio en dus cultuur waarin ze gebruikt worden? Universele ethiek bestaat immers niet. Autonome technologie zoals bij wagens, vraagt een continue uitwisseling van data. Zijn we bereid om bv. onze locatie op elk moment te voeden met algoritmen? Wat mezelf betreft, als die-hard waze gebruiker, is het antwoord daarop al impliciet gegeven en dat is een vrije keuze. Maar daarmee heb ik nog geen antwoord op de vraag of privacy over de ganse lijn een gedateerd concept is, een illusie of een grondrecht. 

Wie data zegt, neemt het adjectief 'big' al snel in de mond. Algoritmes zijn obees en krijgen niet genoeg van big data om voorspellingen te doen. Te vaak wordt vergeten dat correlatie het daardoor begint te winnen van causaliteit. De correctheid van de voorspelling overvleugelt het belang van het inzicht in het 'waarom' die voorspelling juist is. Dat gebrek aan inzicht in causaliteit heeft al tot enkele accidenten geleid waar de algoritmes door bias de mist ingingen. Je zal maar de gedupeerde zijn als zo'n algoritme je lening weigert zonder dat de bankbediende nog kan uitleggen wat je dan wel moet doen om wel aanvaard te worden. Of als de politie voor de deur staat en meldt dat je een gevaar bent voor de maatschappij op basis van hun AI algoritme. Zo gek is het gebruik van AI binnen de rechterlijke macht niet.  AI kan beter recidive voorspellen dan rechters, maar het risico op bias is groot en AI kent geen mededogen. Optimum is dus dat rechters beroep kunnen doen op inzichten die AI aanreikt om een finaal oordeel te vellen, om met metabesef en mededogen een evenwicht te zoeken tussen efficiëntie, rechtlijnigheid en rechtvaardigheid 

Wie intelligentie zegt, denkt aan het potentieel om zelfstandig te leren, beslissingen te nemen en ze zelf ook uit te voeren. Bij menselijke intelligentie zou je daar nog waarden aan kunnen toevoegen, zoals het opnemen van de verantwoordelijkheid van de gevolgen van die beslissingen. Is technologie neutraal of moet ze met morele werden beladen zijn? Je kunt met een hamer een huis bouwen, maar ook iemands schedel inslaan. Bij Artificiële Intelligentie dreigt dus een verantwoordelijkheidskloof waarbij niemand nog verantwoordelijk kan gesteld worden. We moeten daarover nadenken. Allicht is de meest aangewezen conclusie dat een mens verantwoordelijk blijft, ook al is het over gedrag van een robot die hij zelf niet meer begrijpt. Vraag is dan welke mens. 

Dat geldt uiteraard niet minder voor de toekomstige robots, gestuwd door AI en robotica. Dat eenvoudige motorische handelingen nog zeer moeilijk zijn (paradox van Moravec) is een gegeven, maar allicht een overbrugbare kloof op weg naar verdere doorbraken in autonome robots. Doordat steeds meer robots de weg naar de werkvloer vinden,  verschuift personeelsbeheer van het managen van een contingent menselijke medewerkers naar een strategie van hire and wire. Het verweven van mensen en technologie richting het behalen van kortstondige doelstellingen. De mogelijkheid om ons werk meer en meer uit te besteden, dwingt ons om na te denken over de maatschappij die we in de toekomst willen. Dat geldt niet minder in de zorgsector, waarbij zorgrobots meer kunnen doen dan werken, maar ook een vorm van gezelschap kunnen invullen. De hang naar antropomorfisme lijkt daarbij onvermijdelijk, maar kan leiden tot onrealistische verwachtingen als men emoties begint te projecteren op de robot. Die heeft er immers geen. Vraag is dan hoe je bij zo'n robots een vorm van ethisch besef moet gaan programmeren: op basis van de plichtethiek (een vast moreel kompas) of de gevolgenethiek (in functie van gevolgen van gesteld gedrag) om maar iets te zeggen.

De maakbaarheid van het leven door de grote stappen die we zetten op vlak van genetica, vraagt nog meer een verantwoordelijkheidsbesef. Waar de genetica enorm veel mogelijkheden biedt om te komen tot een hogere levenskwaliteit en het vermijden van onnodig medisch leed, zijn er toch grenzen aan de maakbaarheid als je de vrijheid en autonomie van het individu als waarde inroept.  Kinderen genetisch gaan selecteren bezwaart ze met mogelijk irreële verwachtingen en kan dus bij voorbaat hun vrijheid inperken. Ingrijpen in een gen kan een beoogd effect realiseren, maar op langere tijd een niet-beoogd effect blootleggen.

Het potentieel op vlak van een verbeterde gezondheidszorg is niet enkel groot door de technologische doorbraken rond genetica. De e-health boomt als nooit tevoren, met de glorie van de preventie als leidend richtsnoer. Dat de bewijslast voor gezondheid daardoor steeds meer op de schouders van het individu komt, is een evolutie in lijn met het tekort aan gezondheidswerkers. We zijn in de toekomst misschien wel ziek tot we kunnen aantonen dat we gezond zijn, al kan het net zo goed andersom zijn, zeker wat verzekeraars betreft. Verzekeren verschuift van het collectiviseren van gemeenschappelijke risico's naar het viseren van individuele verantwoordelijkheid. Het individu wordt losgeweekt uit de populatie van risicoprofiel. Solidariteit is zo niet langer gestoeld op de gevolgen van tegenslag maar op de oorzaken ervan. Het potentieel van preventie verhoogt ook het risico op overdiagnose.  Quantified selfies (nvdr wat een prachtige term) dreigen daarbij obsessief te focussen op elk signaal dat afwijkt van een steeds strengere gezondheidsnorm, waarbij de meting misschien zelf ziek maakt. Je bent best geen quantified selfie met hypochondrie

Epistemologie stelt dat kennis tot stand komt door een actieve constructie, eerder dan een passieve voorstelling van de realiteit. Wat we al weten bepaalt hoe we nieuwe zaken kunnen kaderen, aanleren en begrijpen. Kennis fungeert dus als kapstok om nieuwe inzichten aan op te hangen. Het oordeelkundig raadplegen van bronnen wordt belangrijker dan het memoriseren van kennis. Onderzoek toont aan dat jongeren een goed begrip hebben van een opgelegde zoekopdracht, ze weten welke zoektermen ze moeten gebruiken, maar ontsporen eens ze in de grote WWW-zee zitten te zoeken, surfend van de ene golf naar de andere. Van de Homo sapiens dreigen we dus te evolueren naar de homo zappiens. De succeselementen voor leren bij jongeren zijn een progressief stijgende moeilijkheidsgraad, verslavende beloningsschema's en uitzicht op een topscore, een trio waarop games perfect inspelen. Die gamification aanpak werkt blijkbaar het best voor beschrijvende vakken als aardrijkskunde en geschiedenis, maar blijkbaar veel minder voor wetenschappen en wiskunde. Technologie alleen zal de achteruitgang van het Vlaamse onderwijs niet rechttrekken dus. In heel de discussie over het meer en beter inzetten van technologie in het onderwijs (E-ducatie), is vooral te vermijden dat de leerkracht wordt vervangen als instrument van de instructie. Computers moeten de docent versterken in het geven van de opdracht, niet vervangen en het bieden van ondersteuning op maat. Het detecteren van de nodige ondersteuning, daar kan AI dan weer wel bij helpen. Steeds 'human' in de loop dus.

Die opleiding zal nodig zijn om als maatschappij het klimaatprobleem onder controle te krijgen. Pessimisten zien enkel naderende ellende en verval, maar realisten zien een markt van mogelijkheden.  Er is ruimte voor optimisme, op voorwaarde dat we de mouwen opstropen en onze problemen doordacht en rationeel aanpakken. Ruim 80% van de broeikasgassen sinds begin van industriële tijdperk is veroorzaakt door het Westen. Wij zijn dus de eerste generatie die willens nillens moreel bewaard is om dit aan te pakken. Maar hoe verdeel je wereldwijd de inspanning dan? Op basis van rechtvaardigheid (Westen beduidend meer dan de rest), op basis van vergelijkbare marginale kosten (relatieve inspanning gelijk), op basis van uitstoot per inwoner of op basis van behandelbare emissierechten? Het is voer voor discussies op allerhande COP Klimaatconferenties. De dispersie van aansprakelijkheid vertroebelt onze blik stelt Filip: het is alsof we medeverantwoordelijk zijn met miljoenen anderen voor een miljard kleine acties in een triljoen momentjes. Daar komt nog bij dat onze inspanningen maar ten goede komen van volgende generaties en dat we geen robuust ethisch kader hebben om daarover op die termijn na te denken. Een perfect morele storm dus en zonder twijfel de grootste morele uitdaging waar we voor staan.  Wie klimaat zegt, zegt ook energie. De voorbije eeuw hebben we ruim 1000 miljard vaten olie opgepompt waarvan de helft de voorbije 20 jaar. Die zijn niet allemaal voor energie bestemd, maar toch grotendeels. De auteur is resoluut voorstander om verder in te zetten op nucleaire technologie om het klimaatprobleem aan te pakken. Hier spreekt zijn vooruitgangsoptimisme het hardst want natuurlijk stelt het nucleaire afval toekomstige generaties voor grote uitdagingen.

Dat de evolutie van de sport sterk door AI bepaald wordt, is op dit moment al een realiteit. Wat de denksport betreft is dat al wat langer duidelijk: geen enkele mens kan sinds Deeper Blue nog winnen van de sterkste schaalalgoritmes. Dat geldt ondertussen ook al voor het veel complexere GO spel. Als je de film Moneyball zag, kan je je een beeld vormen van het potentieel van data in de fysieke sport en die film dateert van 2011.  Algoritmes die aan de basis lagen van Alphago, worden nu gebruikt om te begrijpen hoe eiwitten zich oprollen (Alphafold), om de energie behoefte van Google voor haar datacenters te reduceren,... Het illustreert hoe AI zich vlot beweegt tussen disciplines. 

Die AI zal meer dan nodig zijn in evoluties in Smart Farming. De komende dertig jaar zullen we immers ruim 50% meer calorieën moeten produceren.  Nu dacht men in de jaren '70 al dat de landbouw niet in staat zou zijn de extra monden te voeden tegen de 21ste eeuw. Ondanks die doemscenario's, hebben veredelingstechnieken, hogere productiviteit door inzet van machines, kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen geleid tot het opvangen van die bevolkingsgroei. Het Haber-Bosch proces is nog steeds de sleutel tot wereldwijde ammoniak productie en dus kunstmest. Volgens sommige wetenschappers dankt een derde van de wereldbevolking haar leven aan dat proces. Dat momenteel 700 miljoen mensen honger leiden en 1,5 miljard mensen ondervoed zijn, is dus niet door een tekort aan voedsel, maar wel door een gebrekkige verdeling van dat voedsel. Het potentieel om productiviteit en gewasopbrengsten verder te verhogen de volgende decennia is het argument van aanhangers van land sparing. Doel is op een minimaal areaal zoveel mogelijk te produceren om daarnaast zoveel mogelijk ruimte beschikbaar te hebben voor bv. natuur. Bij landsharing beoogt men daarentegen via agro-ecologische technieken landbouw in te bedden in de natuur. Dat resulteert natuurlijk in veel meer nood aan oppervlakte voor landbouw, die dan wel meer geïntegreerd is met natuur. Beiden hebben het goed voor met de natuur, maar op een andere manier. Het toont aan hoe moeilijk discussies zijn als ethiek en moraliteit op de schouders mee het debat voeden.  Feit is dat landbouwers meer en meer techneuten worden met ook dilemma's over het al dan niet delen van data met hun leveranciers die op basis van die data tegen betaling adviezen verstrekken. 

Slotsom: het boek telt enorm veel vraagtekens en dat illustreert hoeveel dilemma's er zijn en hoeveel extra vragen die oproepen als je het hebt over technologische vooruitgang. Ze bespreekbaar maken is een eerste belangrijke stap. Dat is de verdienste van dit boek. Rode draad doorheen alle dilemma's is dat technologie die niet zal oplossen, al zou je nog kunnen proberen om generatieve AI advies te vragen. Het is dus aan ons mensen om met de dilemma's om te gaan. Bewustwording en open dialoog vraagt dat met oog voor alle standpunten. Human in the loop blijft cruciaal bij elke technologische evolutie. Als 'human' in de AI loop wens ik je in elk geval een gezond en boeiend 2025...