donderdag 9 november 2023

Wat het boek 'Van ambitie tot adoptie' me leert over digitale transformatie...

Een boek dat zichzelf tot doel stelt om de minimumbagage te beschrijven voor elke business verantwoordelijke rond digitale transformatie, dat nodigt uit tot lectuur. Zeker omdat het geschreven is door 2 mensen waarvan ik weet dat ze gepokt en gemazeld zijn in het onderwerp. Dat lezen spreidde niet op 3 weken tijd, maar eerder over 3 maanden. Niet dat het boek niet boeit, integendeel, maar het  zet soms aan tot reflectie. Het is geen roman, dus die uitnodiging tot reflectie is een compliment voor de auteurs.  Neemt niet weg dat de dikte van het boek, bijna 300 pagina’s wel wat symbool staat voor de grootte van de uitdaging van digitale transformaties in organisaties. 

Als ik de 300 pagina’s moet samenvatten in een paar take-aways zijn het de volgende:

  • Elk digitaal project staat of valt met een goede basis en dat is een duidelijke richting door de ambitie duidelijk te formuleren en te expliciteren welke jobs/activiteiten ondersteund zullen worden. 
  • De ambitie realiseren vraagt een traject dat opgesplitst wordt in verschillende, behapbare projecten. Bij elke nieuwe stap in het traject is er reflectie nodig over eventuele bijsturing. 
  • Digitale transformatie draait om mensen en om heldere communicatie. Het einddoel en meetcriterium is niet een gerealiseerd project, maar wel een geadopteerde oplossing door de gebruiker. De mens als gebruiker is dus het belangrijkste ijkpunt. Maar ook de competenties van de mensen in het projectteam zijn bepalend voor succes. Communicatie is het bindmiddel om iedereen mee te krijgen en te houden. 

Maar slechts 3 take-aways doet echt wel afbreuk aan de rijkdom van het boek, dus toch maar een ruimere samenvatting en reflectie in wat volgt. 

Het boek maakt om te beginnen een onderscheid tussen trajecten, geënt op een visie over langere termijn, en projecten als set van activiteiten op korte termijn. Dit maakt meteen duidelijk hoe belangrijk het is om terminologie te delen, want veel woorden hebben veel betekenissen naargelang de betekenisgever. Deze definitie van traject en project aligneert in elk geval mooi met de definitie die we binnen VLAIO Team Bedrijfstrajecten zelf hanteren: we willen een partner zijn voor ambitieuze bedrijven doorheen hun groeitraject, waarbij we die groei ondersteunen door ze te helpen om concrete projecten te realiseren. Herkenning in het begin van een boek is altijd een fijn begin. 

De ‘waarom’ van het project wordt vastgelegd in een ambitiefiche. Een ambitie is een operationeel doel binnen je strategie die je op een relatief korte termijn kan waarmaken, liefst meetbaar al betekent dit niet noodzakelijk altijd een kwantitatieve meetstaf. Het kan bijvoorbeeld ook een na te streven trend zijn. Een ambitie kan zich richten op het versterken van de bestaande business door de operationele efficiënte te verhogen of de klantenervaring te verbeteren. Ze kan zich ook richten op het ontwikkelen van een andere business door de waardeketen of het ecosysteem te veranderen of het gehanteerde business model.

Hefboomjobs maken de ambitie concreter. Het zijn de jobs die je digitaal wil ondersteunen die bijdragen aan het realiseren van de ambitie: de situatie (wanneer), het objectief (dan wil ik) en het verwachte effect (zodat).  IT bollebozen zullen al sneller spreker over use cases, maar in the end draait het om iets dat je wil doen.  Focus is hier belangrijk. Kom je aan 20 hefboomjobs, dan moet je de ambitie mogelijk gaan opknippen. Om tot de kritische hefboomjobs te komen, is de ‘vijfmaal waarom’ techniek nog steeds een aanrader. Door iedereen bekend, door weinigen echt gebruikt. Leadgebruikers identificeren voor nieuwe diensten als ambitie vertaalt zich bv. in een hefboomjob als ‘adviseurs borgen diensten gerelateerde informatie die ze over klantennoden oppikken’. Een herkenbare context is nooit veraf. 

Naast de ambitie (het waarom) en de hefboomjobs (het wat), geven investeringen vorm aan het hoe. Hoe kunnen we bv. de adviseur helpen om in een klantencontact het volledige potentieel van begeleiding in kaart te brengen?  Investeringen hebben betrekking op data of op functionaliteit met ook weer ruimte voor verbeteren van processen die er zijn versus het ontwikkelen van nieuwe processen. Een investering formuleren we als een systeem, de oplossing, applicatie… met als werkwoord de ondersteuning die het biedt, bv. ‘het dashboard toont een overzicht per klant’.

De ambitiefiche stelt de samenhang voor tussen de ambities, de hefboomjobs en de investeringen. Maar ze beperkt zich tot één project en geeft geen invulling aan het ganse traject. Daar komt de ambitielijn aan tegemoet. Ze stelt een opeenvolging van transformatiestappen (vertaalbaar in projecten) voor, waarbij het ambitieniveau oploopt in de tijd. Een traject loopt over meerdere jaren. Belangrijk daarbij is dat elke halte in het traject een bruikbaar resultaat oplevert en inzichten om het vervolg van het traject bij te sturen. Waar een ambitiefiche concreet is, mag een traject vaag blijven met ruimte voor dromen en bijsturing.

Een voorbeeld van een ambitielijn die ons als VLAIO Team Bedrijfstrajecten niet onbekend is, is die van Customer Success Management.  We zijn al lang geleden gestart met klantenbevragingen die digitaal verwerkt worden. Een volgende stap was een poging om vanuit gebruikersdata  (welke klant gebruikt welke dienst in welke context, waarbij context in het experiment werd herleid tot maturiteit van de business case)  inzichten op te bouwen. Dat was niet echt succesvol. Een reden was zeker dat we bepaalde contextuele data misten om echt inzicht te krijgen wanneer een bedrijf klaar is voor een diepgaander traject dat de initiële vraag overstijgt. Dat maakt dat we wat vastliepen om een derde stap te zetten om bij nieuwe klanten richting adviseurs aanbevelingen te doen over mogelijke nuttige diensten. Even pas op de plaats maken zoals de Nederlanders het mooi verwoorden is in een transformatietraject soms ook wel aan de orde.

Het succes van een digitaal project hangt finaal af van de finale adoptie (effectief gebruiken van de oplossing) en retentie (blijven gebruiken). Transformatieprojecten vechten per definitie tegen een hardnekkige tegenstander, namelijk de inertie van een organisatie. Een transformatietraject is een designtraject. Vaak falen ze omdat ze opgezet worden als een engineeringtraject. Dat betekent dat ook voldoende resources moeten uitgetrokken worden om de eindgebruikers in het project te betrekken.  Te vaak worden projecten opgeleverd, waarbij ownership ontbreekt over adoptie en het bijhorende change traject. Een teveel aan projecten kan ook veel effect hebben op de doorlooptijd. Een gulden regel is dat vanaf 80% bezettingsgraad op een kritische asset de doorlooptijd verdubbelt bij elke verdere halvering van de reservecapaciteit (dus verdubbeling van 20% naar 10% reservecapaciteit, nog eens van 10% naar 5%,…).  Vuistregel in QRM is dus om op kritische resources 10 à 20% reserve in te bouwen.

Een goed afgebakend speelveld geeft duidelijkheid over het designdoel en de designruimte. Er zijn in organisaties no-gozones op basis van de IT strategie (bv. keuze tussen eigen servers en cloud), gegevenssystemen die niet mogen geïmpacteerd worden en ongeschreven regels en legacy systemen (schaduwapplicaties zijn nooit veraf).

De ROI berekening van een transformatieproject vraagt het duidelijk in kaart brengen van haar impact op niveau van marge & loyaliteit (directe euro’s), gemak & comfort (indirecte euro’s) en risicomanagement (risico’s & fouten).  Daar tegenover staan ontwikkelingskosten, adoptiekosten en transformatiekosten. Die laatste ontstaat door mogelijke onrust en overgangsproblemen. Adoptie en transformatiekosten maken vaak meer dan de helft van de kosten uit.

We zijn nog niet helemaal door de transformatieterminologie. Een roadmap is een voorstelling van het project waarin tijdstip en prioriteit van jobs en investeringen aan bod komen. Ze is dynamisch en kan veranderen na elk nieuw inzicht. Ze is in eerste instantie bedoeld om feedback te krijgen van de wereld buiten het projectteam. Verhalen (epics) worde gebruikt om een project aanschouwelijk te maken. Ze splitsen het project op in samenhangende delen, die elk op zich communiceerbaar zijn, met een doorlooptijd van 2 à 6 maanden.

Het boek besteedt ook een hoofdstuk aan leiderschap met veel nadruk op een organisatiecultuur die gericht is op impact, liefde en vertrouwen en op de juist-cultuur, i.e. elk incident/spanning zien als een kans om te verbeteren zonder naar schuldigen te zoeken.  Een growth mindset dus. Dat vraagt empathie en een nadruk op ‘the art of the possible’, door mee te denken en verantwoordelijkheid te dragen voor beslissingen en niet enkel naast de kant te staan analyseren en becommentariëren. Een beetje digitaal inzicht is daarbij ook aangewezen. Qua rollen maakt men een onderscheid tussen de Chief Digital Officer die verantwoordelijk is voor het digitaal portfolio management (waarom doe we dit?) en de IT manager (hoe mogen we dit (niet) doen).

Digitale transformatie is een complex (wicked) problem.  In zo’n onzekere context is de mens het enige ijkpunt. Het is een waarheid als een koe, die in veel maatschappelijke problemen aan de orde. Een waarheid die achter veel schrijftafels voor strategische (beleids)plannen wat uit het oog wordt verloren.  De mens als gebruiker van de oplossing en de mens als lid van het team. Er zijn weinig business boeken die dan niet tot de conclusie komen dat één van de grote uitdagingen heldere communicatie is, en dat is hier niet anders. Zoals George Bernard Shaw ooit zei: ‘The single biggest problem in communication is the illusion that it has taken place.” Qua herkenbaarheid kan dat tellen. Een digitaal traject is een echte verhaalmarathon. Mensen zijn vaak niet goed in staat om zich helder uit te drukken of correct te begrijpen wat anderen willen zeggen. Dat kan te maken hebben met gebrek aan een gedeeld jargon, maar evenzeer door het niet nemen van voldoende ruimte om van gedachten te wisselen. Om verhalen behapbaar te maken worden ze opgeknipt in sprints van maximum 4 weken. Het resultaat van de sprint levert weer feedback van de doelgroep op die meegenomen wordt in de sprint retrospectieve. Een boek over digitale transformatie kan nu eenmaal niet zonder agile-methodieken. Mensen en hun interactie gaan voor processen en hulpmiddelen, werkende software boven allesomvattende documentatie, samenwerking met de klant boven contractonderhandelingen en inspelen op verandering boven het volgen van een plan. Focus op waardecreatie dus. De gebruiker centraal, tenzij er grondige aanpassingen nodig zijn aan systemen om vooruit te geraken, de zogenaamde technical debt.

Geen digitale transformatie zonder gedeelde competenties in het projectteam. Het boek stelt 8 teamcompetenties voorop, een set van vaardigheden en inzichten, die alle teamleden tot op zeker basisniveau moeten beheersen. Daarnaast kunnen teamleden specialiseren in complementaire vaardigheden.

  • Op een agile en exploratieve manier kunnen werken, beseffend dat alles wat we denken te weten over de gebruiker een hypothese is
  • De gebruikerservaring ontwerpen met begrip van de jobs van die gebruikers wat een hoge mate van empathie vraagt en vertrouwdheid met de principes van design thinking: luister actief, definieer het probleem, genereer ideeën, maak een prototype en test de oplossing. Hebben we onze inzichten gevalideerd en zijn we zeker dat de oplossing niet enkel de groep van ‘early adopters’ aanspreekt maar ook de anderen waar we op mikken
  • De verandering leiden en de organisatie transformeren waarbij de bedrijfscultuur langzaam evolueert en de medewerkers betrokken worden in de adoptie van nieuwe tools en werkwijzen
  • Nieuwe business modellen verkennen, met impact op de waardeketen of het ecosysteem (partijen die complementaire producten en diensten aan de jouwe leveren). Dat impliceert een goed inzicht in de vereiste partners om je dienst te doen slagen. Er bestaan daartoe trouwens tools als de Ecosystem Pie Model die VLAIO bedrijfsadviseurs als hulpmiddel hanteren in het begeleiden van bedrijven met ambitie naar duurzame en digitale transformatie.
  • Software architectuur modulair opbouwen door te streven naar low coupling en high cohesion, of anders gezegd: wat samen verandert, hoort samen en voor de rest hoe minder afhankelijkheden, hoe beter.
  • Betrouwbare en veerkrachtige processen en diensten realiseren waarbij aandacht voor cybersecurity essentieel is voor het waarborgen van confidentialiteit, integriteit en beschikbaarheid. Dit omvat het identificeren van risico’s, de nodige voorzorgsmaatregelen nemen, het detecteren van incidenten, daarop reageren en herstelprocessen.
  • De werkvloer en/of het veld connecteren en transparant maken steeds gerelateerd aan de concrete job(s) die we willen ondersteunen.
  • Datagedreven werken en nuttige inzichten opbouwen met het opzet data te capteren en er inzichten uit te genereren die de besluitvorming ondersteunen en waarde helpen creëren. Dit omvat het vastleggen van doelstellingen, data verzamelen en voorbereiden, data-exploratie om de kwaliteit en waarde van de data in te schatten, data modelleren en analytics methodes trainen en finaal het datamodel operationaliseren. De eerste 3 stappen nemen het gros van de tijd in. Op vlak van analytics start het met het tonen wat er gebeurt (beschrijvend), verklaren waarom het gebeurt (diagnostisch), voorspellen wat zou kunnen gebeuren (predictief) tot aanbevelingen geven op basis van deze voorspelling (prescriptief). Data governance is in deze niet vrijblijvend, i.e. over hoe data worden verzameld, opgeslagen, verwerkt en verwijderd worden maak je best dwingende afspraken.

Een learning mindset vraagt naast de voornaamste functie ook ruimte om andere tollen te verkennen zodat je in contact komt met andere nodige competenties en vaardigheden. En rollen zijn er nogal wat bij digitale projecten: product owner, technische lead en adoptie lead zijn essentieel. Job owners, ontwikkelaars, specifieke experten en een growth manager zijn nodig afhankelijk van het type project. Een goede praktijk blijft evenwel om projectteams niet groter te maken dan 10 mensen conform de two-pizza-rule van Jeff Bezos, i.e. het team moet kunnen eten van 2 grote pizza’s.

Er zitten nogal wat herkenbare zaken in het boek voor ons eigen traject naar digitale transformatie. Veel elementen haken ook in op de governance aanpak die Sociocracy3.0 vooropstelt, met ook veel nadruk op de waarom (driver), het speelveld, een agile aanpak van projecten waarbij de jobs en dus de eindgebruiker voor ogen wordt gehouden. Er zitten ook veel herkenbare valkuilen in die me niet vreemd zijn. Worstelingen met verschillende invullingen van terminologie, projecten die en parcours de route de link wat verliezen met de oorspronkelijke waarom, de uitdagingen rond heldere communicatie vanuit boodschapper en ontvanger,… De puntjes zijn veelzeggend hier. Dit boek geeft een aantal handvaten om minstens beter te proberen om die valkuilen te vermijden. Ook al geeft elke valkuil een leermoment als organisatie, dat is nog geen reden om ze kost wat kost op te zoeken uiteraard. Geen boek om weg te leggen na de eerste lectuur, maar wel om even terug ter hand te nemen als je start met een nieuw traject of vastloopt binnen een lopend…

woensdag 18 oktober 2023

Wat de epigenetica me leert over innovatie en organisatiewaarden...

Om één of andere reden kom ik de laatste tijd bij het verorberen van lectuur frequent de 'epigenitica' tegen. Dit vakgebied is niet nieuw, want het werd al begin jaren '40 benoemd. De snelheid van de genetica vertaalt zich echter door naar zijn epigenetische spitsbroeder. Kort gezegd bestudeert de epigenitica de invloed van omkeerbare erfelijke veranderingen in de expressie van genen die ontstaan zonder dat de DNA code wijzigt. Dat lijkt vreemd omdat die laatste toch de basis legt voor de productie van eiwitten. Het lichaam kan echter door externe omstandigheden beslissen om bepaalde genen aan of uit te zetten met (bio)chemische schakelaars. Voor de (bio)chemici onder ons: dat gebeurt via methylering.  

Epigenetica is een mechanisme dat zich 'bovenop' het DNA bevindt. Het wijzigt niet de genetsiche code, maar beïnvloedt hoe het DNA wordt gelezen en tot expressie wordt gebracht. 'The selfish gene' van Richard Dawkins wordt op die manier wat buitenspel gezet. Nu kan je je nog inbeelden dat door externe omstandigheden een gen wordt aangetast. Dat zou dan echter een ad hoc uitschakeling betekenen, terwijl de epigenitica duidelijk maakt dat er wel degelijk sprake kan zijn van het systematisch uitzetten van specifieke genen. Meer nog, die epigenetische 'defecten' kunnen zelfs naar volgende generaties worden overgedragen. Het is ook de epigenitica die er bijvoorbeeld voor zorgt dat bij een eeneiige tweeling de ene diabetes type 2 krijgt en de andere niet. 

De epigentica kan mogelijk een verklaring bieden voor de snelle opkomst van bepaalde ziektebeelden, zoals obesitas.  Een bekend voorbeeld daarvan dateert uit de hongerwinter van 1944-1945 in Nederland. Veel mensen hadden toen te weinig te eten. Men bestudeerde na de oorlog het effect van die winter op kinderen van vrouwen die tijdens die hongerwinter zwanger waren. Die kinderen hadden op lagere leeftijd meer gezondheidsproblemen door overgewicht, een hoge cholesterol en hart- en vaatziektes. Onderzoek toonde aan dat dit (deels) kwam door epigenetische wijzigingen op het gen dat een belangrijke rol speelt bij de groei en ontwikkeling. Een vorm van overcompensatie dus. Hun metabolisme was gericht op het aanleggen van wat reserves. Een mooi voorbeeld van biologische 'intelligentie' dus.

Het is zeker niet allemaal kommer en kwel met die epigenitica. Epigenetica kan helpen bij het ontwikkelen van medische toepassingen en in plantenveredeling. Het beïnvloeden van de epigenetische status van genen, laat toe om de functie van die genen te achterhalen zoals de mechanismen achter droogte- en hittetolerantie7 in planten. In het licht van klimaatadaptatie van bv. oogstgewassen, is dat een qua belang groeiend onderzoeksdomein. 

Men spreekt ook wel eens van het DNA van (innovatieve) organisaties: de kernwaarden en bij uitbreiding de normen die de basis vormen van de cultuur. Ze moeten in steen gebeiteld staan zal de waardenexpert zeggen, wat zoveel wil zeggen dat ze niet dagelijks voor verandering vatbaar zijn. Net zoals het biochemische DNA geven ze de code die in elke 'cel' van de organisatie hetzelfde is of zou moeten zijn.  De code is vaak goed uitgeschreven en bij wat oudere bedrijven ook door kleine mutaties wat bijgestuurd en lijkt onder controle. Tot er zich een externe omstandigheid voordoet die de expressie van de genen beïnvloedt. De epigenetica moeit zich.  Het 'transparantie-gen' komt niet tot expressie omdat... Redenen genoeg denkbaar.  Vaak liggen ethische dilemma's aan de basis van keuzes die soms lijken te vloeken met organisatiewaarden. Ethische dilemma's zijn nooit ver weg in een organisatie en leiden  tot de essentie waarvoor waarden belangrijk zijn: een moreel kompas om te komen tot gepast gedrag en beslissingen, oriënterend op waarden die soms met mekaar in conflict lijken te komen. Jochanan Eynikel schreef  deze mooie inspiratienota over het omgaan met die dilemma's.

De epigenitica triggert op één of andere manier wel de verbeelding. Wie weet hoeveel genen zijn er die bij veel mensen niet tot expressie komen en die met een goede schakelaar erop tot veel meer levensvreugde kunnen leiden.  Iemand zei ooit dat epigenetische processen zijn als bladwijzers waarbij alleen die bladzijden worden open geslagen die op dat moment gelezen moeten worden. In tijden van informatie overload zou zo'n epigenetische assistent voor mij best een verademing betekenen... 

dinsdag 19 september 2023

Wat vlinders ons leren over het opstellen van win-win samenwerkingen...

 Blog gepubliceerd via de VLAIO website: Wat vlinders ons leren over het opstellen van win-win samenwerkingen | VLAIO

De natte en bij momenten frisse zomer gaf niet echt goede omstandigheden voor vlinders om uit te vliegen. Het aantal vlinders was dus afgelopen maanden beduidend lager dan vorig jaar. Zo'n vlinder moet zijn vleugels kunnen drogen als hij uit z'n pop kruipt. Die zit niet echt te wachten op een frisse douche. Toch ligt allicht de belangrijkste reden voor het kleinere aantal vlinders juist in de hete en droge zomer van vorig jaar. Veel vlinders, hebben twee generaties: een eerste in het voorjaar en een tweede in het najaar die in overwintering gaan als rups, pop of vlinder. Een warme zomer kan leiden tot een extra generatie later in het najaar. Die moet zich dan nog succesvol kunnen voortplanten waarbij nog voor de eerste nachtvorst voldoende grote rupsen moeten groeien om de winter te overleven. Extreme hitte kan zelf ook leiden tot het mislukken van een generatie, wat vermoedelijk vorig jaar gebeurd is met de tweede generatie van de dagpauwoog.  

Voor veel vlinders beperkt de daling zich niet tot een eenmalige gebeurtenis door weeromstandigheden. Ondanks bezoek aan heidegebied, heb ik dit jaar geen gentiaanblauwtje gezien. 10 à 15 jaar terug was dat ondenkbaar in een zomerperiode. De combinatie van hogere stikstofconcentraties (jawel) en drogere zomers verlaagt de kwaliteit van natte heide en zet dus druk op het habitat dat het gentiaanblauwtje nodig heeft. De vlinder is afhankelijk van de aanwezigheid van klokjesgentiaan, een prachtige plant met donkerhemelsblauwe bloemen. De vlinder legt haar eieren enkel op deze plant. De rupsen kruipen na 10 dagen uit het ei en eten zich zo'n 10 dagen vol met de plant. Daarna laten ze zich op de grond vallen en wachten ze de komst af van een bossteekmier. De rups scheidt daarbij een stof uit die overeenkomt met die van de larven van deze miersoort. De mieren pakken de rupsen mee in het nest en verzorgen ze met grote prioriteit. In het voorjaar verpopt de rups en na drie weken komt er een vlinder uit die zich zo snel mogelijk uit de voeten maakt uit het mierennest. Een mier met vlindervleugels, dat rijmen ze niet langer met de geur. 

Broedparasitisme is niet bepaald een win-win samenwerking. Hier lijkt toch vooral de vlinder voordeel te hebben van de interactie. De mieren geven de grotere rupsen in verhouding meer voeding en verwaarlozen zo deels hun eigen larven die natuurlijk bijdragen tot het overleven van hun eigen populatie. De mieren krijgen daar weinig tot niets voor terug.

De war for talent lijkt soms te leiden tot vergelijkbare taferelen. Innovatie vraagt talent en de beschikbaarheid daaraan verkleint. Recent sprak ik  een bedrijfsleider die me aangaf dat hij resoluut weigert in te gaan op de buitensporige loonverwachtingen van (soms nog jonge) kandidaten, ook al heeft hij dringend nood aan mensen. Hij krijgt dat niet gerijmd met het gegeven dat werknemers die het bedrijf al lang trouw blijven daardoor benadeeld worden. De goede keuze als je het mij vraagt. Als je een paar grote rupsen het bedrijfsnest intrekt, riskeer je het ruimere nest te verzwakken. Verkopers weten dat in globo de 'cost for customer acquisition' hoger is dan de 'customer retention cost'. 

Het lijkt alsof het gentiaanblauwtje het goed voor mekaar heeft door haar rupsen te laten voeden door mieren. Maar in de natuur is het zelden zo dat je daar zomaar mee wegkomt. Hier komt de sluipwesp in het verhaal. Die sluipwesp gebruikt de rups van deze vlinder om haar eieren in te leggen. Ze is daarbij in staat om op basis van die geur mierennesten te onderscheiden waarin rupsen van het gentiaanblauwtje gevoed worden. Ze dringt het nest binnen. Bij indringers verspreiden mieren een alarmgeur die andere mieren mobiliseren tot de aanval. De sluipwesp is een leperd want besproeit de mieren zelf met een vergelijkbare alarmgeur. Die slaan tilt en beginnen mekaar aan te vallen. Dat geeft de wesp de gelegenheid om in een aantal rupsen van het gentiaanblauwtje een ei te injecteren. Uit de pop zal dan volgende zomer geen vlinder komen maar wel een nieuwe sluipwesp. De broedparasiet krijgt een koekje van eigen deeg. De mieren blijven de pineut, want zij soigneren de rups en daarna de pop verder alsof het hun eigen nageslacht is. 

Samenwerkingen zijn ook in de natuur duidelijk niet altijd win-win. In samenwerkingen tussen organisaties bij het opzetten van innovatieprojecten is dat niet anders. Goede afspraken bij het vormgeven van de samenwerking verminderen de kans op projecten waarbij slechts één of enkele organisaties een meerwaarde realiseren. Afspraken rond het gemeenschappelijke doel en de doelen per partner en hoe de realisatie daarvan te monitoren, afspraken rond verdeling van intellectuele eigendom, afspraken rond hoe omgaan met het afhaken van één van de partners, afspraken over het naar buiten treden met projectresultaten,...

De VLAIO bedrijfsadviseurs kunnen ondersteunen bij het opzetten van een samenwerking. Binnen het nieuwe Crossroads programma Vlaanderen-Nederland ondersteunen ze samenwerkingen tussen Vlaamse en Nederlandse kmo's. Naast de inbreng van complementaire kennis, biedt samenwerking met een Nederlands bedrijf meteen ook het voordeel dat je een connectie hebt naar de Nederlandse markt. Zo'n partner aan de andere kant van de grens biedt een mooie hefboom richting Nederlandse klanten. Meer info over Crossroads en de eerste oproep vind je hier(externe link)

Het najaar kan dit vlinderjaar nog enigszins redden. Er vliegen in het najaar normaal zo'n 10 keer meer vlinders dan in de lente. Deels ook door populaties van trekvlinders die hier passeren, zoals de distelvlinder. De variëteit aan soorten is dan vaak ook hoger. Een slechte start hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat het ganse jaar slecht is. Met wat geluk passeert er op een zonnige dag toch nog een gentiaanblauwtje op mijn pad ergens tussen Vlaamse heidevelden...


donderdag 31 augustus 2023

Wat een notelaar mij leert over innovatie...

Toen we ruim 25 jaar geleden ons huis kochten, hebben we in de tuin vrij snel een appel- en perenboom en een notelaar geplant. De perenboom heeft het een paar jaar later begeven.  Kempense zandgrond heeft zo zijn uitdagingen zeker in periodes van droogte. Die uitdaging wordt er met de klimaatverandering niet bepaald kleiner op. De appelboom en notelaar staan er nog steeds en geven nog elk jaar uitbundig vruchten. Daar was het ons initieel ook om te doen. Er gaat niks boven het plukken van een appel waarin je meteen  ook je tanden kan zetten. Als de smaak al niet beter is dan bij appels die je in de winkel vindt, maken je hersenen je dat wel wijs. Confirmation bias is nooit veraf bij het nuttigen van drank en voedsel. Het oprapen van een noot die nog in haar ruwe bolster zit om ze met een welgemikte tik van een hamer te ontdoen van haar hard omhulsel is qua ervaring toch iets anders dan een zak gepelde noten openen en die vervolgens opschransen. Er moet in de tuin nog gewerkt worden vooraleer de smaakpapillen te activeren. 

Ondertussen appreciëren we een paar andere voordelen van die toenmalige investering. De verkoeling die de notelaar ons biedt is moeilijk uit te drukken in monetaire waarde. Een econoom zal de waarde van een alternatief product naar voor schuiven met dezelfde functionaliteit, een parasol dus. Een econoom met wat meer inzicht in fysische processen beseft dat het niet alleen draait om schaduw maar ook om verkoeling door verdamping van water. Zij zal naast de parasol dan ook een airco in rekening brengen. Een econoom die ook nog wat ervaring heeft met de impact van geur op het menselijke welzijn, weet dat de geur die een boom geeft een positieve impact kan hebben op stress en dat warmte net stressreacties kan veroorzaken.  Hij zal naast de parasol en de airco ook nog wat anti-stress medicatie in rekening brengen. De econoom die beseft dat zo'n boom vruchten aflevert die allemaal op zich in staat zijn om nieuwe bomen te voort te brengen, weet dat hij voor een quasi onmogelijke opdracht staat qua monetarisering van de waarde van die boom

De echte waarde van een boom schuilt niet zozeer in de vruchten maar in haar reproductiecapaciteit. Interessant om daar binnen je bedrijf over na te denken. Vaak zit de waarde van je bedrijf niet zozeer in je aanbod, maar in de wijze waarop je je klanten kansen helpt benutten om dat aanbod te reproduceren en te opwaarderen door er bijvoorbeeld zelf dingen aan toe te voegen. Het is de succesfactor van de platformeconomie. Het inzicht in de kracht van reproductie is ook een troef binnen organisaties. Reproductie van leiderschap bijvoorbeeld door mensen verantwoordelijkheid en autonomie te geven en vertrouwen te schenken. Maar ook reproductie van nieuwe kennis die de voedingsbodem is voor innovatie.

Vruchten vormen niet enkel de basis voor reproductie. Ze dragen ook bij tot vorming van kleine ecosystemen. Bonte spechten tikken op een natuurlijke smidse noten open in onze tuin. De overschotjes worden opgeruimd door andere vogels. Een gaai eist ook zijn deel op, begraaft wat noten voor de winter, waardoor er hier en daar in de omgeving ook nieuwe notelaars opschieten. Kortom: zo'n notenboom geeft leven in de tuinbrouwerij en zorgt op zich al voor een verhoging van de biodiversiteit in de tuin. Een aanrader als je nog wat plaats hebt. Je kan je er op een warme zomerdag (dit jaar eerder een warmte lentedag) onder zetten en eens nadenken hoe je bedrijf misschien wel kan bijdragen aan het versterken van de biodiversiteit, een cruciale schakel in de beheersing van de klimaatverandering. Het is niet voor niks dat we met onze KMO Groeisubsidie bedrijven ondersteunen die gerichter willen inzetten op biodiversiteit. De oproep staat open sinds afgelopen maandag tot 25 september, dus aarzel niet om te beginnen met de voorbereiding en ons te contacteren voor begeleiding door één van onze bedrijfsadviseurs...

woensdag 3 mei 2023

Wat de tolerantie paradox van Potter me leert over innovatie...

“Robots zullen ons nooit vervangen, wat de bazen ons ook willen wijsmaken” versus “we kunnen het misschien vragen aan ChatGPT”. Twee uitspraken opgetekend op 1 dag. De eerste uit de pers, de tweede tijdens een repetitie met een harmonie waarvoor bij een concertstuk nog wat introtekst moest voorzien worden. Het tweede leert me dat ChatGPT en andere 'large language models' bijdragen tot het tastbaar maken van generatieve AI voor een groot publiek. Binnen 2 maanden na de lancering waren er 100 miljoen gebruikers van ChatGPT. De eerste uitspraak leert me dat die tastbaarheid niet noodzakelijk de tolerantie voor de mogelijke toepassingen van AI verhoogt in de maatschappij. De digitale transitie komt er niet door technologie alleen. 

Tolerantie en maatschappij in één zin, dat brengt je al snel tot Karl Popper. Deze Oostenrijks-Britse filosoof is een van de grote wetenschapsfilosofen van de 20e eeuw. De man is ondertussen al bijna 20 jaar gestorven, maar hij was zo slim om ons een paradox achter te laten.  Dat is een nalatenschap dit nogal eens blijft plakken. Popper beschreef in 1945 de paradox van intolerantie in zijn boek “De open maatschappij en haar vijanden”. Dat was allicht niet toevallig vlak na de Tweede Wereldoorlog.  Hij beschrijft daarin dat een tolerante samenleving zichzelf moet verdedigen tegen intolerantie om tolerant te blijven. Anders gezegd: om een samenleving tolerant te houden, moet deze soms noodgedwongen beperkingen opleggen aan de uitingen van intolerante ideeën en acties.

Dit lijkt paradoxaal, omdat tolerantie juist draait om het accepteren van diversiteit en het respecteren van verschillende meningen en overtuigingen. Popper betoogt echter dat als intolerantie vrij spel zou krijgen, dit uiteindelijk de tolerantie zelf zou kunnen vernietigen. Tolerantie betekent dus volgens hem niet dat alles moet worden geaccepteerd. Deze paradox van intolerantie blijft een herkenbaar dilemma in onze moderne samenleving. Het is een paradox die de kop opsteekt in discussies over vrijheid van meningsuiting, maar ook op niveau van de democratie zelf. Als de democratie tolerant is voor extremen, kunnen die de macht overnemen en de democreatie zelf in vraag stellen. Het is een paradox die ook misbruikt wordt om minder inclusieve wereldbeelden te rechtvaardigen. Om nog maar te zwijgen over het verspreiden van 'fake news' en allerhande complottheorieën? Zeker nu de grens tussen realiteit en fake alsmaar moeilijker te achterhalen is.

Ook bij innovatie is de tolerantie paradox niet ver weg. Innovatie vraagt tolerantie op verschillende manieren. Om te beginnen in het innovatieproces zelf. Het vraagt vaak samenwerking tussen mensen en organisaties met verschillende achtergronden en vaardigheden. Door diversiteit te omarmen en intolerantie tegen te gaan, kan je bij innovatie een bredere reeks ideeën verkennen en potentiële blinde vlekken verminderen. Het dwingt je vaak je eigen aannames en denken in vraag te stellen. Mogen falen is daarbij een inherent onderdeel van het innovatieproces. In een tolerante omgeving wordt falen geaccepteerd als een leerervaring en dus niet bestraft. Autocratische regimes zijn vaak zeer effectief in het opschalen van bestaande productiesystemen, maar veel minder in het radicaal vernieuwen ervan.  

Innovatie vraagt ook tolerantie in haar toepassing. Nieuwe oplossingen gaan niet zelden gepaard met het uitdagen van bestaande normen en overtuigingen, een noodzaak tot wijziging van gedrag en het kunnen omgaan met onzekerheid en risico's. Een maatschappij die tolerant is om innovaties toe te laten, biedt ruimte voor vooruitgang en het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. Maar, en dan steekt de paradox van Popper haar vinger op: als er een ongebreidelde tolerantie is voor innovatie, kan dat ook leiden tot een bedreiging van het level playing field voor verdere innovaties. De snelheid waarmee bepaalde platformen door innovatie en schaling aan kracht winnen is in het verleden al vaak geresulteerd in discussies over de nood tot regulering. Het zal met de recente doorbraken in generatieve AI niet anders zijn. Het potentieel van de technologie om ons te helpen in het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen is enorm. Het ondoordacht vrij spel geven aan nieuwe innovaties kan echter zorgen voor een maatschappelijke weerstand die verdere ontwikkelingen bemoeilijkt. Bij innovaties die jobs weg automatiseren is het iets moeilijker om tolerantie te vragen dan bij innovaties die jobs werkbaarder maken. Het beeld van een Frankenstein die tot de ondergang van zijn schepper leidt, is in het eerste denkbeeld nooit veraf. Dezelfde innovaties worden afhankelijk van het perspectief voorzien van beide labels: maatschappelijk veelbelovend én bedreigend.

Afgelopen weekend stelde Kurt Van den Berghe, de directeur-generaal Klimaat bij de Europese Commissie, dat de uitdaging bij de klimaattransitie vooral het vermijden van een sociale revolutie is. Een hoge tolerantie voor innovatie is nodig in onze maatschappij, maar zonder flankerende maatregelen die mensen vertrouwd maken met nieuwe digitale en/of duurzame technologie, kan een te ruime tolerantie voor ongebreidelde innovatie zonder flankerend beleid ook de achilleshiel worden voor de transitie. Het gaat dan niet bepaald over het risico op het uitroeien van de mensheid. Laat dat maar over aan sciencefiction schrijvers. Het gaat wel over actuele uitdagingen zoals ingebouwde bias in AI algoritmes, de risico's op het schenden van privacy en intellectuele eigendom. Ik hoop dat de EU een goede middenweg vindt tussen volledige tolerantie en doorgeslagen intolerantie...

donderdag 20 april 2023

Wat het boek Klimaatschok me leert over innovatie...

10 jaar terug was klimaatverandering een sterk polariserend onderwerp tussen believers en non-believers. De laatste groep aan mensen wordt gelukkig steeds kleiner. De polarisatie verschuift dan eerder naar de wijze waarop we moeten omgaan met die klimaatverandering? Enkel adapteren of ook maatregelen nemen om ze te beheersen? Is degrowth nodig of volstaat regrowth? Welke inspanningen kunnen we redelijkerwijs verwachten van eenieder? Welke oplossingen zijn haalbaar en bieden ons in Vlaanderen het meeste potentieel om onze bijdrage aan het beheersen van de klimaatverandering hard te maken? In klimaatschok stellen Geert Noels en collega’s 20 oplossingen voorop, doorgerekend door experten. Daarbij rekening houdend met de technologische haalbaarheid en betaalbaarheid/ schaalbaarheid en mogelijke troeven die we hebben in ons land om die oplossingen te commercialiseren. En gespreid over de domeinen elektriciteit, industrie, transport & mobiliteit, bebouwde omgeving en landbouw, voeding en landgebruik. 

Vooraleer het over oplossingen te hebben, is het verstandig om de huidige situatie te analyseren. De verdeling van de Belgische uitstoot aan CO2-equivalenten over de verschillende toepassingen is als volgt qua ordegrootte:

  • Industrie: 34%
  • Transport: 22%
  • Verwarming: 18%
  • Elektriciteit: 13%
  • Landbouw: 10% (vooral via methaan waarbij 1 kg methaan overeenkomt met 25 kg CO2 equivalent)

Elke Belg produceert gemiddeld 8 ton CO2 uitstoot in België zelf, waar het wereldgemiddeld op 4,5 ton ligt en het Europees gemiddelde op 6 ton. De nationale uitstoot bedraagt 115,3 ton CO2 equivalent. Aanvullend importeren we nog eens zo’n 57 Mton.  De totale balans bedraagt dus 172 Mton.  De nucleaire afbouw zou daar een 11,8 Mton extra aan toevoegen. Het boekt stelt oplossingen voorop richting een reductie van CO2 equivalent uitstoot ruim 50% tegen 2030 en 100% tegen 2050. Dat laatste is in lijn met de ambitie van de EU. Noels gaat daarbij uit van de hypothese dat degrowth geen oplossing biedt. In eerste instantie omdat degrowth op zich veel te weinig impact zou hebben. Periodes van degrowth na de financiële crisis en tijdens corona illustreren dat de impact op CO2 uitstoot beperkt is tot een paar %. Een groeiende welvaart zal ook nodig zijn om burgers te motiveren om gedragswijzigingen te vertonen. Anders ontstaat het risico op apathie en doemdenken. Het boek moet gelezen worden met die hypothese in het achterhoofd. Hypothese omdat het boek zelf niet echt ingaat op de wetenschappelijke onderbouwing van die stelling. Ik ben de hypothese dat groei oplossingen brengt uiteraard niet ongenegen, maar de discussie tussen  growth of  degrowth al driver voor oplossingen laat zich niet herleiden tot zwart-wit. Het is maar de vraag waar je de groei wil mee realiseren. Dat is voer voor een boek op zich. 

Maar laat ons even door de verschillende domeinen en voorgestelde oplossingen lopen. 

Elektriciteit

Elektrificatie is een belangrijk pijler in de vergroening van de energiebehoefte. Het planbureau schat in dat we tegen 2050 3 keer meer stroom nodig zullen hebben in België. De uitdaging voor CO2 vrije stroomproductie is dus enorm. Vlaanderen is een voorloper op vlak van offshore windproductie, met nu reeds een vermogen van 2 GW en een verder potentieel tot 8 GW. Offshore omvat nu al 7% van onze elektriciteitsproductie, onshore slechts 4 %. Offshore kan dit aandeel verhogen tot 17% in 2030.

In 2021 lag er voor 5 GW aan zonnepanelen op gebouwen. Moesten alle daken gevuld worden met panelen zouden we aan 100 GW komen.  Met nieuwe PV technologie zou je ook zonnecellen kunnen integreren en gevels en neemt het potentieel verder toe. Zonne-energie is hernieuwbaar, maar zonnepanelen momenteel niet. Het toont het belang van systemisch denken bij duurzaamheid aan.  Oplossing voor circulaire panelen worden dus belangrijk. Een niche waarin België zich kan manifesteren zijn drijvende zonnepanelen op zee en het combineren van landbouw en energieproductie via de zon (agri-PV).  Het 2030 scenario dat Noels vooropstelt impliceert dat 28% van onze energiemix van de zon komt, een besparing van meer dan 6 Mton aan CO2 tegenover het referentiescenario.

Iets wat polariseert in de energiemix is nucleaire energie. De klimaatverandering brengt die energieproductie in een ander daglicht. Wereldwijd wordt 10% van de energie geproduceerd door nucleaire energie. Die energieproductie overzetten op fossiele brandstoffen, ook al is het maar tijdelijk, zou tot een versnelling van de klimaatverandering leiden.  Kernenergie is risicovol: de impact bij een ongeluk kan groot zijn. Maar de fossiele brandstoffen maken ook veel slachtoffers (fijn stof, opwarming met veel hittedoden,…). Met SCK hebben we een wereldwijd gerenommeerd onderzoekscentrum. Het zou zonde zijn die kennis af te bouwen, temeer daar ze niet alleen in de energiemix belangrijk is, maar ook voor medische toepassingen. Het CO2 besparingspotentieel bedraagt volgens het boek 4,4 mton als er naast de 10 jarige verlenging van de jongste centrales nog 1 GW extra aan nucleaire behouden blijft.

Al die hernieuwbare energie vraagt natuurlijk opslagcapaciteit. Drie dagen zonder zon en wind overwinnen, zou betekenen aan de huidige prijzen dat er in België voor 88 miljard aan batterijen nodig is. Het is niet voor niks dat er steeds meer investeringen gebeuren in batterijparken. Het spreekt voor zich dat toepassingen tot vehicle-to-grid en internationale verbindingen tussen landen nodig zijn om die kost beheersbaarder te maken.

Interessant weetje is dat digitalisering van onze maatschappij een energiekost heeft.  In 2021 ging 3% van het wereldwijde energieverbruik naar datacenters. De oproepen om doordachter om te springen met het bewaren van filmpjes die we toch niet meer bekijken, kan je in dat perspectief plaatsen. Zelfs wat minder mensen cc zetten van je mails, helpt niet alleen tijd besparen maar ook energie dus.

Industrie

Het grootste besparingspotentieel komt in de industrie van circulariteit en van het opvangen van koolstof, respectievelijk met een CO2 besparingspotentieel van 6,5 Mton en 9 Mton. CO2 opslag is ook een polariserende oplossing. Sommigen vergelijken het met storten van afval.  Nochtans is het idee van een opslag in afwachting van technologie die de CO2 energie-efficiënt kan converteren niet zo gek. Lege gasvelden of zoutcavernes kunnen daartoe gebruikt worden. De stap naar gebruik van de CO2 voor nieuwe synthesepaden via groene waterstof is reëel, ook nu al.  Samenwerking met Afrikaanse landen is daartoe nodig: het aantal zonne-uren is nu eenmaal niet gelijkmatig verdeeld over de aardbol.

De nood aan meer circulariteit in ons economische model staat buiten kijf. Op korte termijn zijn daarbij veel CO2 winsten te rapen in de waardeketen van staal, cement en kunststoffen. Mechanische en chemische recyclage vullen mekaar daarbij aan. Belangrijkste uitdaging is het vormen van kringen tussen bedrijven. De dominantie van China in de verwerking van groene grondstoffen is daarbij nog indrukwekkender dan gedacht, zowel op vlak van zeldzame aardmetalen, cobalt, koper, nikkel en lithium (2/3 wereldmarkt). Noels geeft aan dat de overheid een sleutelrol te spelen heeft in de circulaire transitie, met bijzondere aandacht voor productontwerp, de overstap van onderzoek naar implementatie via o.a. proeftuinen, infrastructuurprojecten en regelluwe zones en aangepaste wetgeving als certificatie. VLAIO onderneemt daarbij in elk geval stappen om circulaire economie sterker te ondersteunen binnen generieke subsidie-instrumenten als de KMO Groeisubsidie en het opzetten van livings labs om waardeketens circulair te (her)vormen.  

Vermindering van (lekken van) fluorgassen lijken een niche oplossing. Het potentieel is kleiner, maar een besparingspotentieel van 1,6 Mton CO2 is toch niet niks. Dat heeft veel te maken met het feit dat ze 1000den tot 10000den keer sterker zijn qua broeikasgas dan CO2. Daar krabt een mens van achter z’n oor. Anders gezegd: als de volledige inhoud van een mobiele airco lekt, komt dat qua CO2 equivalent overeen met twee trips van Brussel naar NY en terug met het vliegtuig.

Op massabasis is waterstof een schitterende energiedrager met 2,5 keer meer energie-inhoud dan fossiele brandstof. Alleen pakt het natuurlijk veel volume in bij standaard drukken. Voor productie van synthetische moleculen kan waterstof een aardig alternatief zijn voor olie en gas. E-methaan wordt al veel geproduceerd, maar om het vloeibaar te maken moet je onder -162°C gaan. E-methanol biedt wat dat betreft meer perspectieven. E-ammoniak biedt mogelijkheden voor productie van kunstmeststoffen. Met Waterstofnet ondersteunen we vanuit VLAIO in Vlaanderen een sterk ecosysteem van organisaties die actief zijn in het waardenetwerk van waterstof met compressors, eletrolysers, opslagvaten,… Een potentieel van 2 Mton CO2 besparing biedt zich aan tegen 2030.

Warmte creëren is een belangrijke gebruiker van fossiele brandstoffen. Temperaturen tot 200°C kunnen bereikt worden via industriële warmtepompen. Uitdaging is dat ruim 50% van de warmtevraag boven de 500°C zit. Nieuwe ontwikkelingen zoals elektrische krakers zitten nog in basisonderzoek. Noels geeft aan de overheid een aantal tips om het elektrificatieproces in de industrie te stimuleren: duidelijke doelen zetten die investeringszekerheid bieden, niet alleen aandacht voor onderzoek, maar ook voor implementatie, verzekeren van beschikbaarheid van elektriciteitsnoden en de arbeidsmarkt laten evolueren in lijn met de energietransitie.

Transport & mobiliteit

Wereldwijd is twee derde van de gewonnen olie bestemd voor auto’s en vrachtwagens. Dat zet de teneur van het belang van dit domein. Er gaat bij klimaatactivisten veel aandacht naar vliegen, maar dat draagt maar 2,5% bij aan de totale CO2 uitstoot. Op grote hoogte is die impact wel groter én uiteraard gebeurt die bijdrage door een zeer klein percentage van de wereldbevolking. Inclusiviteit is een niet te onderschatten uitdaging bij de aanpak van klimaatverandering. Vliegtuigen warmen de aarde daardoor eerder op als een wok dan een oven.  De scheepvaart is ook ‘slechts’ voor 3% verantwoordelijk voor de globale CO2 uitstoot.

Een elektrische wagen stoot 3 keer minder CO2 uit bij de huidige energiemix. Moest alle elektriciteitsproductie groen zijn, dan daalt dat tot 7 keer minder. Een transitie naar een elektrisch wagenpark vraagt echter veel laadinfra en stroom. Nederland kent 3 elektrische wagens per laadpunt, België 427 en dat komt niet door het groter aantal e-wagens in België. E-wagens zijn ook nog niet voor iedereen toegankelijk. Hoewel de batterijkost op 30 jaar daalde met 97% en de laatste 10 jaar zelfs al met 80%, betaal je voor een batterij van 65 kWh nog altijd ruim 8700 EUR. Het toepassen van vehicle-to-grid en vehicle-to-home kan wel zorgen voor een opbrengstenbron van die batterij. Zo’n wagenbatterij kan perfect het verbruik ’s avonds en ’s nachts opvangen van een huis. Meer e-wagens betekent meer stroomverbruik voor transport. Als 28% van de wagens elektrisch is, stijgt de vraag naar stroom met 4,5%. Als alle wagens elektrisch zijn, neemt de vraag met 20% toe. Daarom is het ook belangrijk om andere vormen van mobiliteit goed voor ogen te houden, zoals publiek transport en zeker ook deelsystemen. Gewoon elke diesel of benzinetank vervangen door een batterij is niet de oplossing. Het is ook zaak om het materiaal dat in een wagen kruipt veel effectiever te benutten. 

Noels is een fervent fietser, dus niet helemaal verwonderlijk dat hij oog heeft voor fietsinfra. Gelukkig maar. Nog werk aan de winkel in Vlaanderen qua uitbouw van fietsinfrastructuur. Als we voor kortere afstanden evenveel de fiets zouden nemen als Nederlanders, ligt een besparing van 3,3 Mton CO2 om de hoek voor het grijpen.

Zoals hoger vermeld is de impact van vliegen niet verwaarloosbaar als we ze bekijken per kop die er gebruik van maakt. Alternatieve brandstoffen als e-kerosine, elektrisch vliegen en biokerosine zitten in onderzoeksfase. Het was me niet duidelijk waarom kerosine niet belast wordt. Dit boek leert me dat na het beëindigen van WO2 de Chicago Conventie besliste dat luchtvaart belangrijk was om de vrede te handhaven. Het brengt culturen met mekaar in contact en dat stimuleert wederzijds begrip. Elk tijdperk heeft zo zijn prioriteiten.  Voor goederen transport is scheepvaart veel CO2 vriendelijker dan vliegen: vliegtuigen stoten 50 keer meer CO2 uit per kg goed per km. Batterijen blijven echter moeilijk in lucht- en scheepvaart: een kg aan batterijen bevat 40 keer minder energie dan een kg fossiele brandstof.

Bebouwde omgeving

Als we kijken naar mogelijke besparingen binnen gebouwen, bieden energierenovaties veruit het meeste potentieel. De verwarming van woningen is in België verantwoordelijk voor 13% van de CO2 emissies in 2019. Een gemiddeld gezin stoot 3300 kg aan broeikasgassen uit per jaar.  De baksteen in de maag vergemakkelijkt de stap naar renovatie niet echt. In Nederland is 30% van de woningen eigendom van wooncorporaties die het renovatieproces sturen. Subsidies helpen maar deels en creëren een Mattheuseffect: de rijken genieten ervan en de armen niet. Noels pleit voor een gedifferentieerde aanpak met bullet leningen, terugbetaling op basis van kostenbesparing tot renteloze leningen om iedereen mee te krijgen. Had ik al gezegd dat de duurzame transitie nood heeft aan innovatieve financieringsmodellen?

Warmtenetten en warmtepompen hebben ook in Vlaanderen nog een groot potentieel van 2,6 Mt CO2 besparing tegen 2030. De ongebruikte restwarmte in België dekt 75% van de energievraag voor ruimteverwarming en warm water. Dat is de theorie. Onze ruimtelijke ordening leent zich niet zo goed tot warmtenetten buiten stedelijke omgevingen. Maar een 30% van de warmtevraag invullen via stadsverwarming is denkbaar. Klassieke geothermale geothermie beperkt zich qua toepassingen tot de Antwerpse Kempen en het noorden van Limburg. Geothermie via gesloten systemen biedt ruimer in Vlaanderen mogelijkheden, maar vraagt verdere ontwikkelingen.

Landbouw, voeding en landgebruik

Van de naar voor geschoven oplossingen in het boek staat een klimaatdieet met stip op 1 met een potentiële besparing van 7,5 Mt CO2 tegen 2030. Noels schuift daarbij geen vegetarisch of vegan naar voor, maar wel matiging in vlees en kaas. Het tegengaan van voedselverlies brengt het totaal besparingspotentieel boven 11 Mt. Wat dat laatste betreft: moest voedselverlies een land zijn, dan zou het na China en VS de grootste broeikas uitstoter zijn. Metaforen helpen om de grootte van de uitdaging te verhelderen.  Het is een uitdaging waarbij gedragsaanpassing misschien wel het moeilijkst zal zijn.

Precisielandbouw is een domein waarin technologische innovatie niet stil staat. In tijden waarin landbouwers onder druk staan door o.a. de stikstofproblematiek, is wel de vraag in welke mate landbouwers qua investeringen deze mogelijkheden kunnen vertalen naar hun eigen bedrijfsvoering. Ondersteuning zal daarbij nodig zijn, niet alleen met geld.

Hand in hand met de landbouw, zo zie ik dat toch, staat het belang van verwildering. Bomen blijven een fantastische en goedkope vorm van CO2 opslag. Eén boom haalt zo’n 1 kg CO2 uit de lucht jaarlijks (nvdr de waarheid is dat het sterk afhangt van het type boom). 33% van de opgeslagen koolstof zit in veengebieden, terwijl die maar 3% van het landgebruik uitmaken. Het beschermen van veengebieden is dus belangrijk. Boslandbouw biedt voor landbouwers een potentieel dat ze wel zullen moeten durven exploreren. Verschillende jongere landbouwers zijn daarmee al gestart. Landbouw is immers afhankelijk van biodiversiteit. Maar ook tuinen, 12% van het landgebruik in Vlaanderen (!), vragen verwildering, weg van het groene gazon. 

Zijn alle stellingen in het boek wetenschappelijk onderbouwd? Het zou een eigen gedegen analyse van de bronnen vragen. Het boek baseert zich in elk geval op data uit betrouwbare bronnen en komt dan via een reeks hypotheses tot een mogelijke impact van de voorgestelde oplossingen. Dat het net 20 oplossingen zijn catalogeer ik als marketing maar dat is ook niet de essentie. De oplossingen, te catalogeren onder 5 drivers (directe elektrificatie, groene moleculen, energie-efficiëntie, circulariteit en koolstofopslag) geven een mooi overzicht van wat mogelijk is. Voor vooruitgangsoptimisten onder ons gefundenes fressen om mee te werken aan een meer duurzame toekomst. Innovatie is daarbij een transversale driver. Niet alleen in de vorm van onderzoek. Noels beklemtoont terecht het belang van de vertaalslag van onderzoek naar implementatie. De klimaattransitie vraagt én innovatie én investeringen. Het boek nuanceert gelukkig regelmatig dat het niet alleen om technologische doorbraken draait. Nieuwe business modellen en gedragswijziging zijn een inherente voorwaarde bij innovaties om klimaatveranderingen aan te pakken, zowel qua mitigatie als adaptatie. 

Als VLAIO zijn we met onze instrumenten en begeleiding actief binnen de 5 drivers. Uiteraard met de ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling. Recent ook met specifieke programma’s rond circulaire economie en energietransitie, waarbij de laatste sterk inzet op het stimuleren van investeringen. De VLAIO bedrijfsadviseurs begeleiden daarbij ook bedrijven die voorop willen lopen in hun markt om duurzame technologie te integreren in hun eigen producten, processen en dienstenaanbod. Dit alles in een breed partnerschap met speerpuntclusters, kenniscentra en bedrijvenorganisaties. Met de missie ‘Vlaanderen CO2 neutraal tegen 2050’ is er een uitgesproken ambitie in Vlaanderen op langere termijn die een continuïteit van beleid zou moeten garanderen. De Europese Green Deal en afgeleide wetgeving blijft daarbij een belangrijke aanjager. Het boek illustreert mooi de troeven die er zijn in Vlaanderen. Laat ons ze vooral benutten… 

woensdag 15 maart 2023

Wat ridders me leren over innovatie...


Geschiedenis was niet bepaald mijn meest geliefde vak in het secundair onderwijs. Niet dat het me niet lag, het jonge geheugen was nog sterk in het recapituleren van feiten. Net daar lag echter het probleem: het vak geschiedenis herleidde zich nogal tot het kunnen reproduceren van historische feiten. Geen steen naar de toenmalige leerkrachten: ze volgden ongetwijfeld het leerplan. Daar moet toen ongetwijfeld iets ingestaan hebben als 'is in staat om historische kantelpunten te situeren en toe te lichten'.  Met leerplannen is het zoals met andere plannen: ze worden maar waardevol als ze benut worden om continue verbetering aan te moedigen door spanningen die ze veroorzaken in de uitvoering bespreekbaar te maken. Als de aannemer het plan van de architect bij onze laatste renovatie letterlijk had uitgevoerd, zaten we nu allicht al met een volgende renovatie. De interesse voor geschiedenis is bij mij de afgelopen 2 jaren aangewakkerd. Dat is in eerste instantie een verdienste van de Podcast Geschiedenis voor Herbeginners van Jonas Goossenaerts en Filip Vekemans. Hun storytelling aanpak trekt je mee in historische gebeurtenissen en slaagt erin de kern van een tijdperk samen te vatten in een paar uur luistergenot. Qua efficiëntie en effectiviteit kan dat tellen. Wat me vooral opvalt, is dat je daardoor op een korte tijd verschillende historische periodes kunt afwandelen. Dat bevordert veel sterker het leggen van verbanden doorheen historische periodes.  Geschiedenis voor Beginners is ondertussen uitgewaaierd naar podcasts als De Bourgondiërs van Bart Van Loo en Napoleon van Johan Op De Beeck. Een tijdperk met oplopende geopolitieke spanningen doet een mens toch wat zoeken naar een beter begrip over de historiek van ons oude continent.

Eens je je onderdompelt in iets, zie je het uiteraard overal verschijnen. Zo las ik recent dat de Universiteit Antwerpen voor 4000 pond een 'snipper' van een middeleeuws boek kocht. Het is een kleine strook perkament uit een handgeschreven boek met daarin een ridderverhaal op rijm. Ook al is het maar een klein strookje tekst, dit soort fragmenten geven historici nog altijd extra materiaal over de Middeleeuwen en haar literatuur. Ridders en riddertoernooien spreken daarbij uiteraard wat tot de verbeelding. Ik vind trouwens dat die in de vroegere leerplannen schromelijk over het hoofd werden gezien. Allicht wegens te gewelddadig en misschien ook wel dat de Kerk niet zo'n liefhebber was van die toernooien. 

In het begin van de Middeleeuwen waren ridders zogenaamde dienstmannen, personen van onvrije afkomst, gebonden aan de dienst van een heer en gedreven door hoofdwaarden als trouw, eer, moed, vrijgevigheid en eerlijkheid. Ridderlijk gedrag weet je wel. Door de Middeleeuwen heen verhoogde hun status en finaal vormde de adel zelf mee de kern van het ridderschap. De orde van het Gulden Vlies van Filips de Goede is daar wellicht het meest sprekende voorbeeld van. Het aantal ridders werd bij de oprichting beperkt tot 243. Een middeleeuwse Royalty club als het ware.  De praktijk was zeker wat weerbarstiger dan de theorie, maar zich ridderlijk gedragen komt uit die tijd.
De uitrusting van die ridders evolueerde nogal over de eeuwen heen. Productinnovatie was daarin een drijvende kracht. Standaard waren een paard, zwaard, schild en lans. In de 11de eeuw bracht procesinnovatie vernieuwing door het knellen van de lans onder de arm waardoor de ridder steviger op zijn paard kon zitten. De maliënkolder ging in de 15de eeuw over richting het plaatharnas uit staalplaat. Ridders kregen ook steeds meer aandacht voor esthetiek en design. Door al die extra uitrusting waren ze immers niet meer herkenbaar op het slagveld. En je wil toch erkend worden voor al die heroïsche daden. De heraldiek begon dus ook welig te tieren met iconografische tekens op schild, paardenkleden en helm. Kortom, het ridderschap zat in de statuslift. Had iemand kunnen verwittigen dat hoogmoed voor de valt komt...?

En toen kwam de kruisboog. In de honderdjarige oorlog (feitelijk geleerd in het college: een reeks oorlogen tussen Fransen en Engelsen met als inzet de Franse troon) bracht die kruisboog de Engelsen nogal wat voordeel. De Franse ridders, die zich door hun uitrusting onoverwinnelijk waanden, werden door boogschutters vanop afstand door hun harnas geschoten. Eens ze van hun paard vielen, waren ze zo zwaar uitgerust dat ze amper nog recht geraakten. Er zijn nog onoverwinnelijk gewaande bedrijven geweest die door hun gewicht ten onder gingen. Tot daar de onoverwinnelijkheid dus. In de 14de eeuw deed de bombarde (jawel de oorsprong van bombardement) haar intrede op het slagveld, een voorloper van het kanon. Daar sta je dan als koene ridder, in vol ornaat om de vijand af te schrikken, terwijl de projectielen rond je oren vliegen. Monthy Python heeft die omslag op het slagveld ooit prachtig geparodieerd in The Holy Grail. Oorlog was niet langer een verhaal van betere of beter uitgeruste ridders op het slagveld. 

En toch was technologische innovatie niet de enige reden dat de ster van de ridders begon te tanen. Oorlogsvoering werd door de nieuwe technologie een totaal nieuw soort van business. Landen begonnen professionele legers te maken die makkelijker en goedkoper te trainen waren. Een soldaat met een boog en later een vuurwapen opleiden kost veel minder dan een ridder. Het feodale systeem liep ook op zijn laatste benen, zodat ook de 'heren' minder en minder heil zagen in het zich omringen met ridders. Oorlogsvoering werd voor veel freelancers ook een dienstenmodel.  Zij boden zich als huurling aan. Oorlogsvoering werd ook meer en meer een door economische belangen aangevuurd verhaal, eerder dan één op basis van feodaliteit en eergevoel. It was business model innovation, stupid...

woensdag 22 februari 2023

Wat een uil mij leert over de energietransitie ...

Bron: deingenieur.nl

Eind vorig jaar viel een informatiefolder in onze brievenbus van Engie die in de buurt 4 windmolens plant met elk een vermogen van 6,5 MW. Beste grote windmolens dus, met een tiphoogte van 250 meter en een rotordiameter van 172 meter.  Kortom, windmolens van het kaliber die in offshore projecten  worden gebruikt. In mij schuilt een grote voorstander van het benutten van windenergie, dus ik ben het project genegen. Het is evenwel legio dat zo'n project enige alertheid triggert in de buurt waarin het ingeplant wordt. Dat zal hier niet anders zijn. Mensen willen natuurlijk verzekerd zijn dat hun levenscomfort er niet op achteruit gaat. Het roept vragen op of die grote windmolens werken conform de wettelijke woorden inzake geluid en slagschaduw. Een informatiemarkt en een video duiden de gemodelleerde effecten die het laatste bevestigen. Of dat voldoende vertrouwen geeft voor het eerst, is nog maar af te wachten. Een transitie kan wel met de ratio ontworpen worden, maar realiseert zich enkel als ze resoneert met de emotie. Het is wat afwachten welke bezwaren er zullen opduiken in het nog op te starten openbaar onderzoek. 

De technologie staat nochtans niet stil. Het geluidsniveau van nieuwe windmolens is bv. in niks meer te vergelijken met vroegere windmolens. En ja, ook daar strekt de natuur weer tot voorbeeld. Naast de turbinekast, zijn het de wieken die voor veel mensen vaak een als hinderlijk aangevoeld geluid maken. De aerodynamicus onder ons weet dat dit komt door wervelingen die ontstaan aan de boven- en onderkant van de wiek en aan het uiteinde van de wieken tegen mekaar botsen. Uiteraard is het profiel van de wieken al dusdanig gemodelleerd dat het risico op die wervelingen vermindert. Maar de geluidsreductie door verdere aerodynamische ingrepen leek op zijn limieten te lopen.  Tot iemand een uil hoorde vliegen. Correctie, net niet hoorde vliegen

Bij de meeste vogels die door de lucht zoeven, geven dezelfde wervelingen ook een geluid. Maar niet bij de uilen. De uil slaagt er net in om bij de jacht prooien onopgemerkt te naderen doordat hun vlucht in volkomen stilte verloopt. Wetenschappers achterhaalden dat de achterrand van hun vleugels een gekartelde structuur heeft die de wervelingen geleidelijk samenvoegt. Sinds een aantal jaar vertaalt zich dat inzicht ook naar de wieken van windmolens. Een gekartelde rand op het uiteinde van de wieken, imiteert het patroon van de uilenveren. Dat is een mooie stap vooruit, maar het resultaat hangt blijkbaar nog af van de weersomstandigheden. Recenter onderzoek zoomde nog meer in detail in op de uilenveer en bracht het inzicht dat het afronden van de kartels en het beter imiteren van de poreuze rand aan de achterkant van de uilenveer resulteert in een verdere reductie in decibels. Die geniale structuur bij de uilenveer komt niet uit een wiskundig, nog AI model, maar uit miljoenen jaren evolutie en optimalisatie. 

De 4 windmolens zijn goed voor een CO2 besparingspotentieel van 7000 ton/jaar stelt Engie.  Ik vermoed dat zo'n cijfer niet meteen veel indruk maakt op mensen die vrezen dat hun wooncomfort er mogelijk op achteruit gaat. Ook de verwoede pogingen om met ingewikkelde berekeningen aan te tonen dat de geluidsoverlast en visuele hinder binnen de perken blijft, heeft weinig impact op de amygdala die alarm slaat. Moesten ze nu vertellen dat de wieken een imitatie zijn van de uil die geruisloos door het bos vliegt, zou dat misschien meer inspelen op de emotie en aanvullend op al die rationele cijfers mensen mee kunnen trekken in een an sich nobel project om de energietransitie te helpen realiseren.  

Heb je als bedrijf plannen om voor de warmtevraag of koeling van je bedrijfsprocessen over te stappen van fossiele brandstoffen naar groene energie (biogas, groene of blauwe waterstof)? Of wil je je bedrijfsprocessen elektrificeren om de CO2-uitstoot te verminderen? Of investeer je richting een hogere energie-efficiëntie?  Vanuit VLAIO kunnen we je in die plannen mogelijk ondersteunen met onze GREEN investeringssteun. Neem dus vooral contact als je investeringen plant. Vergeet daarbij trouwens niet verder te kijken dan de energietransitie. Materialen en energie gaan hand in hand. Het viel me op dat Engie in haar toelichting daar helemaal aan voorbij ging. Wat is de CO2 impact van de windmolen zelf in productie en end-of-life? Die vraag krijgen ze nog op hun bord. Misschien kunnen ze wat inspiratie opdoen in Denemarken waar rotorbladen van grote windmolens op het einde van hun leven nieuwe toepassingen vinden als bv. fietsenstalling. Als die fietsen dan opgeladen kunnen worden met windenergie is de cirkel rond...

Bron: Siemans Gamesa


woensdag 8 februari 2023

Wat de asterisk me leert over innovatie...

Er zijn leestekens* die net wat meer in hun mars hebben dan andere. Een punt kan dan wel steeds het laatste woord hebben in een zin, het is er één van de vele duizenden in een artikel of boek. Onopvallend en amper een blik waardig gegund door de lezer. De puntkomma is zowat de antipode. Die valt zeker op, maar wordt amper nog gebruikt. Dat hij op een toetsenbord makkelijker aan te slagen is dan de punt - die vraagt immers ondersteuning van de shift- lijkt daar niet aan te verhelpen. De puntkomma ging er van uit dat 'moeilijk-te-krijgen' leidt tot aantrekkelijkheid. In een wereld van overvloed is dat een strategie die kan lukken, maar ook grandioos kan falen. 

Afgelopen week viel mijn oog bij het lezen van een verzekeringspolis op de asterisk. Niet die dappere Galliër, maar wel dat op het eerste zicht onopvallend symbool dat er op één of andere manier toch altijd in slaagt om de aandacht te trekken. In dit geval in een context waarin we het allemaal kennen: die van de voetnoot. Als er een asterisk als superscript voorkomt in een tekst, dan lees je daar (best) niet zomaar over. Ergens verscholen in de tekst, soms is het wat zoeken, staat er dan in kleinere letters meestal behoorlijk relevante informatie. De asterisk claimt meestal niet voor niks aandacht.

De geschiedenis van de asterisk gaat ver terug in de tijd. Er zijn in grottekeningen al voorgangers van het symbool teruggevonden. Onduidelijk is of er toen ook al gezocht moest worden naar kleine letters in een naburige grot. Meer zekerheid hebben we over het gebruik van een vorm van * meer dan 2000 jaar terug in Griekse teksten, waarbij het vergeten stukken tekst signaleerde. Het dankt in elk geval zijn sterke merknaam aan de Grieken. Asteriskos betekent 'kleine ster' en dat dekt de lading van dit symbool letterlijk en figuurlijk.

Als voetnoot wordt het de laatste tijd wat verdrongen door cijfers, zeker bij auteurs die met een veelheid aan voetnoten hun tekst wat extra cachet willen geven. Weet dat de leesbaarheid van teksten niet echt toeneemt als je aan voetnoot 121 zit. De asterisk is echter al lang doorgedrongen in alle spelonken van het menselijk bestaan en dus niet meer afhankelijk van één toepassing. Een 'paar' voorbeelden:
  • Als sommige woorden aanstoot geven, lost de asterisk dat diplomatisch op door de steen des aanstoots bij te schaven. F*** zeg, hoe heeft het zich toch in die rol kunnen hijsen?
  • Ook als het gaat over dubieuze overwinningen in de sport, weet deze kleine ster wel raad en trekt ze er even de aandacht op dat er misschien wel een reukje hangt aan de overwinnaar, een reukje dat nog verdere analyses vraagt om te zien wat het veroorzaakt.
  • Wie al eens online een formulier invult, weet dat de * niet met zich laat sollen. Als die het invulveld voorafgaat, zal je dat willens nillens invullen ook al kost je dat enig opzoekingswerk en gezucht. 
  • De * brengt ook zalving als we ons eens vergissen bij het chatten. Een letter meer of minder is dan snel gebeurd. Een vervolgberichtje met een asterisk voor het correcte woord vermijdt soms misverstanden. Met sommige voornamen, ik spreek uit ervaring, kwam dat al eens van pas.
  • Ben je het spoor bijster bij het ingeven van zoekopdrachten? De * brengt redding doordat ze zich in de plaats van veel andere karakters kan inleven. Ze is veruit het meest empathische symbool op een toetsenbord.
  • De * heeft ook de gave om discreet te zijn. Het verborgen houden van wachtwoorden is haar op het lijf geschreven. Even kijken kan, maar meteen neemt ze terug over om ongewenste mee-kijkers de pas af te snijden. 
  • Niet alleen in spreekwoordelijke taal neemt ze een prominente plaats in. In programmeertalen is ze manifest aanwezig als teken voor vermenigvuldiging en om via commentaar programma's enigszins begrijpbaar te maken. 
  • Zelfs de wiskunde heeft ze ingepalmd. Geen convolutie van functies zonder *. Geen zelfrijdende systemen zonder convolutie. De * zit dus in het hart van innovaties die de volgende decennia ons even zullen beïnvloeden. Weet dat ze ondertussen ook in de genetica haar positie heeft versterkt. Ze kent de waarde van een lock-in. 
  • De 'kleine ster' heeft zich ook ingewerkt in het muzikale firmament waarbij ze bv. pianisten aanzet om de sustainpedaal los te laten
  • Ongetwijfeld vind je zelf nog toepassingen waarin de * haar meerwaarde al bewezen heeft.
Het is duidelijk dat de *  in de afgelopen eeuwen een positie heeft verworven die redelijk uniek is in de wereld van karakters. Ze maalt daarbij trouwens niet over een uitvoeringsvorm meer of minder. 6 of 8 benen, dikke of dunne, rechte op afgeronde uiteinden,... het is eerder een bewuste vorm van diversificatie om in elke cultuur wereldwijd haar markt in te nemen.  Meer nog, meer dan elk ander karakter beseft de asterisk dat samenwerken loont. Een 'dinkus' zoals de Engelstaligen dat mooi noemen is niet meer dan een samenwerkingsverband tussen 3 *. Ze versterkt door die samenwerking haar potentieel aan rollen, in dit geval voor bijvoorbeeld het aanduiden van een sectie break. Maar ze werkt niet alleen samen met gelijkgezinden. De samenwerking met de / als /* maakt haar geliefd bij programmeurs die meer en meer commentaar in programma's willen opnemen.

De manier waarop de * zich in verschillende markten ingewerkt heeft, zou een toonvoorbeeld kunnen zijn voor andere karakters. Is het visie of geluk? Is het haar technische functionaliteit of eerder het design?  Betreft het vooral marketing of toch vooral inhoud? Allicht is het een combinatie van al die dingen. Feit is dat je als je de geschiedenis van de * op een rijtje zet, ze vooral wendbaarheid toonde op momenten dat zich nieuwe kansen voordeden...

* Of de asterisk een leesteken is of niet, daar lijkt wat discussie over te zijn. Zeker is dat ze daar zelf niet van wakker ligt.

woensdag 18 januari 2023

Wat het oerbrein me leert over duurzame transformatie...


Afgelopen weekend maakte ik kennis met  'Kennismakers' op Eén? Een programma dat wetenschap dichter bij het grote publiek wil brengen. Zoals het tegenwoordig hoort: op eigen tempo en dus via uitgesteld kijken. De aflevering omvatte een bijdrage van psycholoog Elke Van Hoof over de werking van het brein. Best een uitdaging om op een klein uur tijd dat thema. Elke deed dat met een enthousiasme dat alvast mijn brein kon bekoren om gedurende een uur te blijven kijken. Kern van haar verhaal was het verschil tussen het oerbrein enerzijds en het emotionele en  het denkbrein anderzijds. Het oerbrein is verantwoordelijk voor de basisbehoeften van het lichaam zoals ademhaling, hartslag, bloeddruk en het hormonale systeem. Het stuurt ook onze instinctieve reacties zoals angst, agressie en seksualiteit.  Het is gericht op energiebesparing en baseert zich dus veelal op herkenbare patronen. Onnodig te zeggen dat er geen energiecrisis nodig was om dit brein met enige laagdrempeligheid te activeren. Dat in tegenstelling tot het denkbrein dat veel energie nodig heeft. Het denkbrein, ook wel het neocortex genoemd, is het meest ontwikkelde deel van de menselijke hersenen en verantwoordelijk voor hogere cognitieve functies, zoals taal, redeneren, abstract denken en probleemoplossing. Het werk van Daniel Kahneman was nooit ver weg in deze lezing. 

Het oerbrein leunt uiteraard aan bij instincten en die zijn zeer sterk ingebakken. Logisch, want als je onze historiek als soort bekijkt, was dat oerbrein het grootste deel van de tijd veel belangrijker en ook het enige dat aanwezig was. Het denkbrein is relatief jong in evolutief opzicht en is ontstaan tijdens de laatste fase van de hersenontwikkeling. Er zijn verschillende theorieën over hoe en waarom het denkbrein is ontstaan. Sommigen suggereren dat het denkbrein is ontstaan als aanpassing aan het leven in sociale groepen. Dat vraagt nogal wat denkwerk en energie zoals we met z'n alleen dagelijks ervaren.  Anderen denken dat het is ontstaan om ons aan te passen op het leven in complexe omgevingen. Er lijkt een overal te zijn in beide hypotheses als je het mij vraagt.

Vraag die ik me dan stel is wat die inzichten ons leren over de uitdagingen om duurzaamheid sterker in te bedden in ons eigen leven en onze maatschappij. Eén ding lijkt een gegeven: duurzaamheid zit niet echt in het repertoire van ons oerbrein. Waar de mens kwam, toen nog als jager, daalde ook in een ver verleden al de biodiversiteit om de groeiende eetlust te stelpen. Een nomadisch bestaan liet toe om als het aanbod aan voedsel afnam, andere oorden op te zoeken. Er zijn voorbeelden genoeg die de tragedie van de gemeenschappelijke weide staven: mensen bekommeren zich vaak meer in hun eigen lot en directe naasten dan in de mensheid, de natuur of het klimaat. Kleinere, eenvoudigere systemen sluiten beter aan bij het oerbrein dan complexere systemen. We waarderen daarbij het heden ook meer dan de toekomst. Het oerbrein is bezig met nu (over)leven, met wat we nu zien en waarnemen en niet met dat leven binnen 5 jaar, laat staan 50 jaar. Zelfs voor onze eigen levenskwaliteit, is het vaak moeilijk om de lange termijn voor ogen te houden. Anders zou een gezonder voedingspatroon voor iedereen een no-brainer zijn.  Daar komt nog bij dat we het gedrag van mensen om ons heen kopiëren. In Kennismakers zat een experiment waarbij 2 acteurs hun schoenen uitdeden vooraleer de studio in te gaan. De mensen die volgden stelden hetzelfde gedrag zonder kritisch in vraag te stellen waarom dat nodig was. 

We hebben onze geschiedenis dus niet echt mee om ons gedrag snel aan te passen om een duurzame transformatie mogelijk te maken. En toch zijn er veel mensen die net dat wel doen. Die hun instincten overrulen door na te denken over de impact van hun levensstijl op zichzelf  als systeem, maar ook op veel complexere systemen zoals klimaat. Gedragspsychologen leren ons dat we de instincten van het oerbrein juist moeten bespelen om meer mensen in die boot te krijgen. Inspelen op het kopiëren van (goed) gedrag helpt, waarbij gamification een beproefde techniek is. Een paar interessante podcasts over hoe gedrag te beïnvloeden vind je terug in de VLAIO podcast. Zorgen voor stabiele omgevingen waarin kinderen opgroeien laat ze later meer nadenken over de lange termijn. Mensen blootstellen aan de natuur laat ze terug meer voeling  krijgen met die natuur en hoe die ons leven bepaalt en balans brengt. Alles gaat sneller, maar de kunst bij het balanceren is om zelf op tijd te vertragen. De natuur kan daartoe een sterke hefboom bieden. Tot slot is een zekere vorm van controle ook sturend naar gedragsverandering. Confirmeren aan de normen in de groep, is iets wat bij vele oerbreinen sturend is op gedrag.

Het oerbrein lijkt een drempel om ons gedrag te sturen richting een meer duurzaam productie -en consumptiepatroon, richting het besef dat we ons zelf bij te sturen hebben. We spreken veel over het verhogen van energie-efficiëntie, sterk aangemoedigd door de energiecrisis. Net die energie-efficiëntie leidt ertoe dat we soms vermijden om het denkbrein te laten overheersen op het oerbrein. Dat we de transitie  zullen maken, enkel aangestuurd door ieders denkbrein, lijkt dus weinig waarschijnlijk

Een blog schrijven catalogeer ik onder het denkbrein. Ook al doe ik het met plezier, het kost wel energie aan mijn brein om er tijd voor te reserveren. Discipline is toch continu kiezen tussen wat je nu wil en wat je het meeste wil. Op dit eigenste moment zou ik met evenveel plezier allicht in de zetel naar een film kunnen kijken. Maar zelf bij het schrijven van een blog, is mijn brein bezig met energie-efficiëntie. Eén paragraaf ervan heb ik daarom uitbesteed aan ChatGPT. Geen idee of daarmee een nieuwe trend gezet is. Daar moet ik nog eens over nadenken...