‘Why things go wrong, when you do
everything right?’. Zo’n zin zet meteen de trend van een boek. Slechts
één op de vier productinnovaties bereikt het stadium van commerciële lancering
en amper 50% daarvan bereiken het succes dat voorzien was. Als een innovatie
faalt, kan dat liggen aan een gebrek aan klanteninzicht. In deze blog komen de
woorden ‘klanten’ en ‘validatie’ en ‘noden’ al eens voor. Als die validatie
niet grondig gebeurt, stijgt het risico dat klanten de unieke waarde van een
innovatief aanbod niet zien of niet naar waarde schatten (prijs te hoog). Een
tweede veel voorkomende reden dat innovatie faalt, is een gebrekkige
implementatie, waardoor bv. niet de vereiste kwaliteit kan geboden worden. ‘Listening to the voice of the customer’ en
‘focus on execution’ mogen dan wel 2 belangrijke pijlers zijn bij innovatie,
het zijn niet de enige waarop een innovatieproject kan sneuvelen. Dit boek
focust op een belangrijke derde pijler: het
beheersen van het ecosysteem rond de innovatie. Ik ga deze keer meteen
zeggen waarom dit boek interessant is: het maakt het belang van de rubriek
kanalen, klantenrelaties en partners binnen een business model veel
tastbaarder.
Michelin
bracht einde jaren ’90 hun PAX concept op de markt, een band die je toeliet om
nog een 150 km te rijden als hij lek was. Topproduct, gebaseerd op een degelijk
klantenonderzoek en een goed uitgewerkte productieconcept. Toch flopte het
product finaal. Het belangrijkste pijnpunt bleek te zitten bij de
bandencentrales. Zij moesten personeel opleiden en een investering doen om dit
nieuwe type band te repareren. Bij de marktintroductie was het voor hun echter
niet interessant om die inspanningen te doen. Er waren nog te weinig wagens
voorzien van dit systeem. Door het gebrek aan service stations, moesten mensen
die met PAX-banden reden, een lekke band vervangen, met grote kosten tot
gevolg. De markt stuikte in mekaar. Het ecosysteem was niet rijp voor een
dergelijke marktintroductie. Enige gelijkenis met elektrische wagens is minstens
aan de orde…
Innoveren vraagt meer en meer samenwerking
en daarbij kan een en ander mislopen. Dat risico stijgt uiteraard als je je
vooraf niet bewust bent van de nood tot samenwerking of je afhankelijkheid van
derde partijen. Het is een risico wat ik wel eens in de lucht zie hangen bij
Vlaamse KMO-zones. Naast uitvoeringsrisico’s, die vaak samenhangen met project
management, onderscheidt Ron Adner nog ‘co-innovation’
risico’s en ‘adoption chain’ risico’s.
De eerste categorie doet zich voor als je waardepropositie afhangt van
andere ontwikkelingen. Klassiek voorbeeld: de eerste 3G telefoon van Nokia. Die
kon maar een succes worden door de ontwikkeling van een aanbod aan
complementaire producten en diensten gericht op nuttige toepassingen voor
mobiele data (genre video conversie software, data base innovaties, digital
rights management systemen,…). Risico-inschatting
bij co-innovatie impliceert het inschatten van de individuele
ontwikkelrisico’s, ook die bij derde partijen. Als product A enkel
succesvol kan zijn mits ook B, C en D op de markt beschikbaar worden en de
slaagkans dat A zich goed ontwikkelt is 85% en die van B, C en D ook, dan nog is de samengestelde kans op
succes ‘slechts’ 52% (0,85^4). Ook al verhoog je je eigen slaagkans
tot 95%, dan nog zal de totale kans op succes slechts 2% verhogen. Erger wordt
het natuurlijk als één van de nodige ontwikkeling erg risicovol is en bv.
slechts een slaagkans heeft van 50%. Je hebt er dan alle belang bij om te
proberen zelf resources te alloceren bij die partner om zijn slaagkans te verhogen.
Of om je aanbod te wijzigen zodat je onafhankelijk wordt van die ontwikkeling.
Een
tweede risico zijn ‘adoption chain’
risico’s. Bij veel innovaties zijn er nogal wat schakels tussen jou en de
eindgebruiker/eindklant. Als één van die schakels geen meerwaarde ziet voor
hem, is de kans groot dat de echte
waardepropositie niet bij de eindgebruiker geraakt. Elke groep maakt
daarbij zijn rekening in eigen termen. Een aanbieder redeneert meestal in
‘absoluut voordeel’ van het nieuwe aanbod. De klant redeneert meestal in
relatief voordeel tov wat er nu al is. De
aanbieder redeneert meestal in verkoopprijs als kost voor de klant, terwijl die
laatste in total-cost termen denkt, i.e. inclusief alle kosten die hij vermoed
om over te schakelen. De reden dat de digitale cinema zo moeilijk de markt
veroverde was omdat de bioscoopuitbaters opzagen tegen de hoge omschakelkost
(investeringskost), ook al zagen ze wel de technische voordelen. Pas toen de
grote studio’s een specifiek financieringsinstrument in het leven riepen, nam
het aantal zalen met digitale projectoren zienderogen toe. ‘Adoption
chain’ risicobeheer vergt een goed inzicht in de meerwaarde en minwaarde bij
elke schakel. Je moet garanderen dat elke schakel bij het afwegen van
relatief winst tov totale gepercipieerde kost tot een positief resultaat
komt.
Een
belangrijke stap is om het nodige ecosysteem goed in kaart te brengen: wie, wat
is ieders positie en welke risico’s zitten er in de uitvoering. Het is niet omdat iedereen enthousiast is
over het gezamenlijk gedefinieerd doel, dat iedereen in zijn hoofd met een
zelfde pad zit om dat doel te bereiken. Een middel om een en ander in kaart
te brengen is de Value Blueprint,
een schema dat het ecosysteem en de afhankelijkheden expliciteert. Het
opstellen van zo’n map omvat volgende stappen:
- Identificatie
van klanten
- Identificatie van het project: wat moeten we
leveren?
- Identificatie van de leveranciers: welke inputs
hebben we nodig?
- Identificatie van de intermediairen: wie moet er
mee voor zorgen dat de innovatie bij de klant geraakt?
- Identificatie van je complementors: moet er iets
ander gebeuren vooraleer een bepaalde intermediair de innovatie kan doorspelen
naar de eindklant?
- Identificatie van de risico’s (co-innovation
risks en adoption risks): groen = ok, oranje = weten zeker dat het in orde
komt, rood = onwetend of het in orde kan komen. Vooral de rode lichten
verdienen aandacht: het zoeken van incentives om je partner tot actie aan te
zetten tot het zoeken naar alternatieven voor zijn inbreng.
- Voor elke stap die nog onzeker is, identificeer
je best oplossingen
Een
uitgewerkt voorbeeld in het boek is de case Sony versus Amazon. Sony lanceerde
zijn PRS-500 Portable Reader in 2006. Het toestel had een veel betere kwaliteit
dan de Kindle die in 2007 op de markt kwam. De prijs van de Kindle was zelfs
iets hoger en toch was het die laatste die de markt veroverde. Sony focuste op hardware in de veronderstelling
dat de content wel zou volgen. Uitgevers zaten met grote vragen rond
prijssetting, de impact op royalties versus auteurs en het gebrek aan
standaarden resulterend in een breed scala aan e-book formaten. Het mogelijke
risico op misbruik van copyright verminderde nog meer de appetijt van de
uitgevers. Gevolg: weinig content en dus weinig kopers. Amazon nam de ganse keten in handen en leverde dus niet alleen de hardware
maar ook de content. Uitgeverijen kregen dezelfde vergoeding dan die ze
kregen van boekenwinkels. Amazon
verkocht vervolgens de boeken tegen $ 9,99, soms zelfs met verlies,
gecompenseerd door het verkoop van de Kindle met een grote marge. De Value
Blue Prints van beide ecosystemen staan hieronder afgebeeld, inclusief de
risicoanalyse.
Value Blue Print Concept (Ron Adner, 2012)
Een
stap verder is om vanuit de Value Blue Print een ‘leadership prism’ op te stellen. Daarbij bepaal je voor elke
betrokken partij een kosten-baten analyse. De partij waarbij die het meest
positief uitdraait, heeft het meeste kans om leider te worden van het ecosysteem.
Ze kan immers door water in de wijn te doen, anderen overtuigen om mee te
stappen. Volger zijn in een ecosysteem
biedt ook kansen, maar ook risico’s. Je bent immers deels afhankelijk van
de leider in het ecosysteem om alle schakels in dat ecosysteem mee te krijgen.
Er kunnen verder ook concurrenten op je positie azen en de leider kan ook
effectief concurrenten tegenover mekaar uitspelen. De leider kan bovendien, als
je positie te attractief wordt, besluiten om op te schuiven in de keten en je
plaats zelf in te nemen. Amazon schuift bv. op in de richting van de
uitgeverijen.
Terwijl
early-mover voordelen geldig zijn bij zuivere productinnovaties (genre Xerox
haar kopiemachine, Nylon van Dupont,…), geldt dat niet noodzakelijk bij
ecosystemen. Apple was niet het eerste bedrijf dat een MP3 speler op de markt
bracht, integendeel. Ze hebben 3 jaar langer gewacht dan hun eerste concurrent,
omdat ze zeker wilden zijn dat alle schakels in het ecosysteem klaar waren. De
beschikbaarheid van breedband om maar één ding te noemen.
Het
derde deel in het boek geeft een leidraad hoe
zelf in te spelen op je eigen mogelijk ecosysteem. Adner neemt daarbij de
elektrische wagen als voorbeeld. In tegenstelling tot de meeste andere boeken,
gaat hij dus de uitdaging aan om zijn model te gebruiken voor een case/markt
die nog in volle ontwikkeling is.
Momenteel ontplooit zich de derde poging om elektrische voertuigen
gangbaar te maken. De eerste was er einde 19de eeuw, via de American
Electric Vehicle Company, dat vanaf begin 20ste eeuw het onderspit
moest delven tegen de Ford T. Een tweede poging tot marktontplooiing was er in
de jaren ’90 vanuit Californië, maar strandde ook. Vraag is dus of de huidige
derde golf meer succes zal hebben. Er blijven immers 3 belangrijke drempels:
prijs, bereik en beschikbaarheid van laadinfrastructuur. Maar het stopt niet
bij die 3 drempels. Drie bijkomende problemen duiken op:
- De batterij maakt de eindwaarde van de wagen
ongunstig aangezien verwacht mag worden dat de batterijtechnologie elk jaar
beter maar ook goedkoper wordt. Een aha-erlebnis met computers is hier dus op
zijn plaats.
- Besparing door lagere brandstofkosten wordt
beperkt door de lage rijrange. Een interessante ROI is dus momenteel niet
haalbaar.
- Als teveel mensen elektrisch beginnen rijden,
zullen er piekvragen voor stroom komen die het net niet aan kan. Het smart grid
kan daar een antwoord op bieden, maar het
vraagt tijd om dit te realiseren gezien de hoge kostprijs (=
co-innovatie risico).
Vertrekkende
van een bestaande Value Blue Print, helpen
de 5 volgende vragen/hefbomen om het ecosysteem vorm te geven dat de marktbarrières wegwerkt:
- Wat kan er gescheiden worden?
- Wat kan er gecombineerd worden?
- Wat kan er herpositioneerd worden?
- Wat kan er toegevoegd worden?
- Wat kan er verwijderd worden?
Adner
verwijst naar de Israëlische start-up Better Place die vanaf 2008 een systeem
uitwerkte waarbij men het ecosysteem rond de elektrische wagen wilde veranderen
door batterijen te verhuren, in een partnerschap met Renault.
Wagen en batterij worden gescheiden. In
ruil voor een maandelijks abonnement krijg je laadinfrastructuur aangeboden
thuis en op je werk. De toegang tot de laadinfrastructuur is vrij en het aantal
batterijwissels is onbeperkt. Doordat Better Place de batterijen bezit, kan het
die ook afschrijven en bv. doorverkopen voor statische toepassingen als hun
performantie daalt. Het bedrijf
combineert anderzijds batterij en
laadinfrastructuur en software om de aankoop van elektriciteit via het net te
reguleren. Het regelt daarbij op elk moment zelf welk laadstation hoeveel
stroom afneemt. Het
herpositioneert
het betalingsmodel door de klant te laten betalen per gereden km en
zelf de transacties met
elektriciteitsleveranciers af te handelen.
Het
voegt een energiemanagement
systeem toe en batterijwisselstations en
verwijdert daarmee de nood dat de grid-uitbaters klaar moeten zijn met
hun smart grid.
Een stap-voor-stap aanpak om een ecosysteem
vorm te geven omvat:
- Het opstellen
van een Minimum Viable Footprint = kleinste ecosysteem dat unieke waarde
kan genereren. Toen M-PESE, een joint venture van Vodafone en Safaricom (Kenya’s
belangrijkste telcom operator) probeerde
om een ecosysteem rond SMS betalingen uit te werken, betrokken ze initieel ook
een bank om microleningen mogelijk te maken. Dat liep niet vlot. Ze besloten
daarop eerst een systeem in de markt te zetten dat zich louter beperkte tot
betalingen tussen partijen zonder tussenkomst van een bank. Een paar jaar werd
er alsnog een bank aan het ecosysteem toegevoegd om ook leningen mogelijk te
maken.
- Geleidelijke
uitbreiding: schakels worden toegevoegd waarbij er steeds een win-win is
voor het bestaande systeem en de nieuwe schakel
- Carry-over:
nieuwe ecosystemen creëren uit bestaande. Het succes van de iPhone wijdt Adner ondermeer
aan het feit dat iPod gebruikers hun ganse muziekbibliotheek vlot konden
blijven gebruiken bij aankoop van de iPhone. Het ecosysteem rond de iPhone werd
als het ware gekoppeld aan dat van de iPod. Pas na 1 jaar werd daar dan een
expansiestap aan gekoppeld door het introduceren van de App store.
Kortom: die boek geeft een zinvolle
leidraad om bij innovatie ruimer te kijken dan het eigen product/dienst en de
uitvoeringsrisico’s. Het uittekenen van een Value Blue Print is een aanrader
bij elke innovatie, om inzichten te krijgen in de complexiteit of eenvoud van
het ecosysteem. Het vooraf inschatten van de manier waarop de baten en kosten
verdeeld worden over de schakels, helpt om de kans op succes van het ecosysteem
in te schatten. De aanwezigheid van adoptie en/of co-innovatie risico’s geeft je
inzichten over wanneer het ecosysteem rijp is om te commercialiseren. De 5 hefbomen
geven je tools om het ecosysteem indien nodig aan te passen. De tools zijn slechts
hulpmiddelen. Belangrijkste is dat je als start-up of kmo ook het denken over
ecosystemen in de vingers krijgt.
Het
boek is van 2012. Better Place, het voorbeeld dat Adner aanhaalt rond
ecosysteeminnovatie binnen de sector van elektrische mobiliteit, legde in 2013 de boeken neer, ondermeer omdat de
marktpenetratie veel lager was dan verwacht en de kapitaalnoden voor de
installatie van batterijwisselstations veel te hoog werd. Het vormgeven van een
goed ecosysteem is geen garantie op succes. Naast adoptie en co-innovatie
risico’s, bestaat er nog iets als uitvoeringsrisico’s. Innoveren, zeker als je disruptie beoogt, is een niet te onderschatten job…