vrijdag 15 maart 2024

Wat Anton Philips me leert (of net niet) over duurzame transformatie...

(c) Wikimedia Commons
Op 14 maart 1874, exact 150 jaar geleden, kregen Fredrik Philips en Maria Heyligers, een 8ste boreling die de naam Anton kreeg. Frederik Philips was succesvol in de handel van tabak, dus een groot gezin kon hij zich best wel permitteren. De schoolcarrière van de jonge Anton verliep met veel horten en nog veel meer stoten. Zittenblijven en zijn opleiding niet afmaken waren zijn deel.  Na nog maar eens een desillusie rijker, bezorgde  zijn vader hem op zijn 19de een job op de effectenbeurs van Amsterdam, snel gevolgd door die van Londen. Hij had immers al langer in de gaten dat de jonge Anton wel wat in zijn mars had. Het was de stap die nodig was om de talenten van Anton te laten ontbolsteren: een geboren onderhandelaar en ondernemer.

 

Ondertussen hadden zijn vader en broer de productie opgestart van gloeilampen. Anton ging aan de slag als verkoper om de concurrentie aan te gaan met bedrijven als AEG en Siemens. Hij legde daarbij de basis voor de uitbouw van Philips tot een multinational waarvan hij vanaf 1915 ook CEO werd. Een mooi staaltje van zijn onderhandelingstalent gebruikte hij in 1912. Het Amerikaanse GE had een paar jaar daarvoor een octrooi genomen om getrokken 'wolframgloeidraad', een innovatie die baanbrekend was omdat wolfraam door haar hoge smelttemperatuur en hoge soortelijke weerstand een ideale lichtbron is. Hij nam de boot naar Amerika en kwam met een onderhandeld akkoord terug waaronder een licentie  om GE's technologie in Europa toe te passen. De Amerikanen hadden ook door dat ze Philips best van hun markt konden houden en ze gaven in ruil maar al te graag hem een licentie om zijn ding te doen in Europa.  Ook bij het uitbreken van WOI rook hij zijn kans om zijn Duitse concurrenten een pad in de korf te zetten. Hij reisde naar Rusland, om hun markt daar over te nemen. De Russen hadden het wel gehad met Duitse bedrijven. Alles keert terug al is het in varianten. Met de nederlaag van de Duitsers in 1918, besefte hij dat het momentum er was om in Europa een netwerk van eigen verkoopvestigingen uit te bouwen, gezien niemand nog appetijt had voor Duitse producten en er een tijdperk uitbrak van protectionisme. Ook herkenbaar in deze tijd.


We scrollen door naar februari 1924. In Genève is het topberaad tussen Philips en haar belangrijkste concurrenten zoals  Osram, het Amerikaanse GE, het Britse AEI en het Hongaarse Tungsram. Topberaad om de toekomst van de gloeilampenproductie en markt te bespreken. Daar viel op zich iets voor te zeggen want er was nood aan wat standaarden om lampen te produceren. Vergelijk het met de uitwas aan USB standaarden en poorten, waarbij nu, ruim 25 jaar na de opkomst van USB, het type C poort min of meer door alle leveranciers van telcom apparatuur als standaard zal gehanteerd worden. Verder wilden de fabrikanten in 1924 ook afspraken maken over het delen van intellectuele eigendom of eerder gezegd hoe die te gebruiken om de markt te verdelen zonder mekaar stokken in de wielen te steken.  Productiequota en gezamenlijke prijsbepaling waren daarbij aan de orde, al wat het niet de publieke orde.

 

Anton Philips, geboren onderhandelaar als hij was, moet zich ongetwijfeld in zijn sas gevoeld hebben bij dat beraad. Of hij het brein is van dé afspraak die dit Phoebus kartel (naar Phoebus Apollo, de Griekse god van ondermeer de zon) een plaats in de geschiedenis gaf, is niet duidelijk. De doorbraak van de wolframgloeidraad stelde de producenten voor een dilemma. De potentiële levensduur van de lampen begon alsmaar op te lopen. Gloeilampen die hun werk deden gedurende meer dan 2000 uur waren geen uitzondering meer. Een langere levensduur betekent minder verkoop. Die vrees was niet helemaal onterecht, getuige de Livermore's Centennial Light Bulb, een gloeilamp die sinds 1901 brandt in een brandweerkazerne in Californië. Je kan het zelf controleren via deze webcam Dus spraken de kartelpartners af om de levensduur voortaan te beperken tot 1000 branduren en zelfs boetes te innen bij producten die daaraan niet voldeden. Ze gingen akkoord om hun producten te laten testen door een Zwitsers labo. Ingebouwde veroudering of planned obsolescence zoals de Engelse taal dat meer lyrisch verbloemt, was een feit.  De officiële verklaring voor de beperking achteraf was dat bij hogere levensduren de efficiëntie van de omzetting van elektriciteit naar licht daalde, i.e. dat er meer energie verloren ging door warmte. Dat is niet gelogen, maar algemeen is aanvaard dat het niet de belangrijkste drijfveer was voor deze afspraak.

 

Hoewel ze het niet wisten, voedt het Phoebus kartel een decennium later enorm het besef dat business modellen die gericht zijn op take-make-waste geen voedingsbodem geven voor sterke verduurzaming. Philips heeft dat ondertussen ook al ingezien, want startte al vooraleer ze haar lichtactiviteiten onderbracht in Signify, met de dienstverlening light-as-a-service. Licht bezorgen als een dienst, waarbij ze vergoed worden voor lumen/m² in plaats van lampen per m². Geen drijfveer meer om snel lampen te vervangen, tenzij ze echt energetisch te inefficiënt worden. Een drijfveer om tegen minimale materiaal- en energiekost de vereiste verlichting te voorzien. Het spreekt voor zich dat ze daartoe in totaal andere samenwerkingsvormen moeten stappen. Licht moet geïntegreerd worden in gebouwen op een manier dat met een minimaal aan energie een maximum aan lumen/m² brengt. De duurzaamheid van een gebouw zit niet enkel in de individuele componenten, maar des te meer in hun integratie tot het geheel. Duurzaamheid start in de ontwerpfase. Kortom: duurzaam vraagt samenwerking over de ganse waardeketen. 

Als VLAIO willen we bedrijven ondersteunen die ook kansen zien om door samenwerking nieuwe circulaire producten, diensten of processen te ontwikkelen. De oproep circulaire ketensamenwerking speelt daarop in door proefprojecten te ondersteunen van ondernemingen en organisaties die samen een circulair businessmodel ontwikkelen. Het gaat om het ontwikkelen, testen en implementeren van een circulair product, proces, of circulaire dienst. Bij toepassing moeten ze leiden tot een grondstoffenbesparing en/of afname- van de CO2-uitstoot.  De subsidie bedraagt maximaal 80% van de aanvaarde projectkosten en is begrensd tot 100 kEUR. Onze VLAIO bedrijfsadviseurs helpen bij het vormgeven van de projecten, waarbij ze ook oog hebben om goede samenwerkingsafspraken te maken. Misschien is jouw momentum wel gekomen om een stap vooruit te zetten naar een meer circulaire business...