Geschiedenis was niet bepaald mijn meest geliefde vak in het secundair onderwijs. Niet dat het me niet lag, het jonge geheugen was nog sterk in het recapituleren van feiten. Net daar lag echter het probleem: het vak geschiedenis herleidde zich nogal tot het kunnen reproduceren van historische feiten. Geen steen naar de toenmalige leerkrachten: ze volgden ongetwijfeld het leerplan. Daar moet toen ongetwijfeld iets ingestaan hebben als 'is in staat om historische kantelpunten te situeren en toe te lichten'. Met leerplannen is het zoals met andere plannen: ze worden maar waardevol als ze benut worden om continue verbetering aan te moedigen door spanningen die ze veroorzaken in de uitvoering bespreekbaar te maken. Als de aannemer het plan van de architect bij onze laatste renovatie letterlijk had uitgevoerd, zaten we nu allicht al met een volgende renovatie. De interesse voor geschiedenis is bij mij de afgelopen 2 jaren aangewakkerd. Dat is in eerste instantie een verdienste van de Podcast Geschiedenis voor Herbeginners van Jonas Goossenaerts en Filip Vekemans. Hun storytelling aanpak trekt je mee in historische gebeurtenissen en slaagt erin de kern van een tijdperk samen te vatten in een paar uur luistergenot. Qua efficiëntie en effectiviteit kan dat tellen. Wat me vooral opvalt, is dat je daardoor op een korte tijd verschillende historische periodes kunt afwandelen. Dat bevordert veel sterker het leggen van verbanden doorheen historische periodes. Geschiedenis voor Beginners is ondertussen uitgewaaierd naar podcasts als De Bourgondiërs van Bart Van Loo en Napoleon van Johan Op De Beeck. Een tijdperk met oplopende geopolitieke spanningen doet een mens toch wat zoeken naar een beter begrip over de historiek van ons oude continent.
Eens je je onderdompelt in iets, zie je het uiteraard overal verschijnen. Zo las ik recent dat de Universiteit Antwerpen voor 4000 pond een 'snipper' van een middeleeuws boek kocht. Het is een kleine strook perkament uit een handgeschreven boek met daarin een ridderverhaal op rijm. Ook al is het maar een klein strookje tekst, dit soort fragmenten geven historici nog altijd extra materiaal over de Middeleeuwen en haar literatuur. Ridders en riddertoernooien spreken daarbij uiteraard wat tot de verbeelding. Ik vind trouwens dat die in de vroegere leerplannen schromelijk over het hoofd werden gezien. Allicht wegens te gewelddadig en misschien ook wel dat de Kerk niet zo'n liefhebber was van die toernooien.
In het begin van de Middeleeuwen waren ridders zogenaamde dienstmannen, personen van onvrije afkomst, gebonden aan de dienst van een heer en gedreven door hoofdwaarden als trouw, eer, moed, vrijgevigheid en eerlijkheid. Ridderlijk gedrag weet je wel. Door de Middeleeuwen heen verhoogde hun status en finaal vormde de adel zelf mee de kern van het ridderschap. De orde van het Gulden Vlies van Filips de Goede is daar wellicht het meest sprekende voorbeeld van. Het aantal ridders werd bij de oprichting beperkt tot 243. Een middeleeuwse Royalty club als het ware. De praktijk was zeker wat weerbarstiger dan de theorie, maar zich ridderlijk gedragen komt uit die tijd.
De uitrusting van die ridders evolueerde nogal over de eeuwen heen. Productinnovatie was daarin een drijvende kracht. Standaard waren een paard, zwaard, schild en lans. In de 11de eeuw bracht procesinnovatie vernieuwing door het knellen van de lans onder de arm waardoor de ridder steviger op zijn paard kon zitten. De maliënkolder ging in de 15de eeuw over richting het plaatharnas uit staalplaat. Ridders kregen ook steeds meer aandacht voor esthetiek en design. Door al die extra uitrusting waren ze immers niet meer herkenbaar op het slagveld. En je wil toch erkend worden voor al die heroïsche daden. De heraldiek begon dus ook welig te tieren met iconografische tekens op schild, paardenkleden en helm. Kortom, het ridderschap zat in de statuslift. Had iemand kunnen verwittigen dat hoogmoed voor de valt komt...?
En toen kwam de kruisboog. In de honderdjarige oorlog (feitelijk geleerd in het college: een reeks oorlogen tussen Fransen en Engelsen met als inzet de Franse troon) bracht die kruisboog de Engelsen nogal wat voordeel. De Franse ridders, die zich door hun uitrusting onoverwinnelijk waanden, werden door boogschutters vanop afstand door hun harnas geschoten. Eens ze van hun paard vielen, waren ze zo zwaar uitgerust dat ze amper nog recht geraakten. Er zijn nog onoverwinnelijk gewaande bedrijven geweest die door hun gewicht ten onder gingen. Tot daar de onoverwinnelijkheid dus. In de 14de eeuw deed de bombarde (jawel de oorsprong van bombardement) haar intrede op het slagveld, een voorloper van het kanon. Daar sta je dan als koene ridder, in vol ornaat om de vijand af te schrikken, terwijl de projectielen rond je oren vliegen. Monthy Python heeft die omslag op het slagveld ooit prachtig geparodieerd in The Holy Grail. Oorlog was niet langer een verhaal van betere of beter uitgeruste ridders op het slagveld.
En toch was technologische innovatie niet de enige reden dat de ster van de ridders begon te tanen. Oorlogsvoering werd door de nieuwe technologie een totaal nieuw soort van business. Landen begonnen professionele legers te maken die makkelijker en goedkoper te trainen waren. Een soldaat met een boog en later een vuurwapen opleiden kost veel minder dan een ridder. Het feodale systeem liep ook op zijn laatste benen, zodat ook de 'heren' minder en minder heil zagen in het zich omringen met ridders. Oorlogsvoering werd voor veel freelancers ook een dienstenmodel. Zij boden zich als huurling aan. Oorlogsvoering werd ook meer en meer een door economische belangen aangevuurd verhaal, eerder dan één op basis van feodaliteit en eergevoel. It was business model innovation, stupid...